Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. verpakken:


Neerlandés

Sinónimos detallados de verpakken en neerlandés

verpakken:

verpakken verbo (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)

  1. verpakken
    emballeren; inpakken; verpakken; inwikkelen
    • emballeren verbo (emballeer, emballeert, emballeerde, emballeerden, geëmbaleerd)
    • inpakken verbo (pak in, pakt in, pakte in, pakten in, ingepakt)
    • verpakken verbo (verpak, verpakt, verpakte, verpakten, verpakt)
    • inwikkelen verbo (wikkel in, wikkelt in, wikkelde in, wikkelden in, ingewikkeld)

Conjugaciones de verpakken:

o.t.t.
  1. verpak
  2. verpakt
  3. verpakt
  4. verpakken
  5. verpakken
  6. verpakken
o.v.t.
  1. verpakte
  2. verpakte
  3. verpakte
  4. verpakten
  5. verpakten
  6. verpakten
v.t.t.
  1. heb verpakt
  2. hebt verpakt
  3. heeft verpakt
  4. hebben verpakt
  5. hebben verpakt
  6. hebben verpakt
v.v.t.
  1. had verpakt
  2. had verpakt
  3. had verpakt
  4. hadden verpakt
  5. hadden verpakt
  6. hadden verpakt
o.t.t.t.
  1. zal verpakken
  2. zult verpakken
  3. zal verpakken
  4. zullen verpakken
  5. zullen verpakken
  6. zullen verpakken
o.v.t.t.
  1. zou verpakken
  2. zou verpakken
  3. zou verpakken
  4. zouden verpakken
  5. zouden verpakken
  6. zouden verpakken
diversen
  1. verpak!
  2. verpakt!
  3. verpakt
  4. verpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verpakken [znw.] sustantivo

  1. verpakken
    verpakken