Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de vervormen en neerlandés

vervormen:

vervormen verbo (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)

  1. vervormen
    vervormen; een andere vorm geven
  2. vervormen
    reorganiseren; vervormen; omvormen
    • reorganiseren verbo (reorganiseer, reorganiseert, reorganiseerde, reorganiseerden, gereorganiseerd)
    • vervormen verbo (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)
    • omvormen verbo (vorm om, vormt om, vormde om, vormden om, omgevormd)
  3. vervormen
    verbasteren; vervormen
    • verbasteren verbo (verbaster, verbastert, verbasterde, verbasterden, verbasterd)
    • vervormen verbo (vervorm, vervormt, vervormde, vervormden, vervormd)

Conjugaciones de vervormen:

o.t.t.
  1. vervorm
  2. vervormt
  3. vervormt
  4. vervormen
  5. vervormen
  6. vervormen
o.v.t.
  1. vervormde
  2. vervormde
  3. vervormde
  4. vervormden
  5. vervormden
  6. vervormden
v.t.t.
  1. heb vervormd
  2. hebt vervormd
  3. heeft vervormd
  4. hebben vervormd
  5. hebben vervormd
  6. hebben vervormd
v.v.t.
  1. had vervormd
  2. had vervormd
  3. had vervormd
  4. hadden vervormd
  5. hadden vervormd
  6. hadden vervormd
o.t.t.t.
  1. zal vervormen
  2. zult vervormen
  3. zal vervormen
  4. zullen vervormen
  5. zullen vervormen
  6. zullen vervormen
o.v.t.t.
  1. zou vervormen
  2. zou vervormen
  3. zou vervormen
  4. zouden vervormen
  5. zouden vervormen
  6. zouden vervormen
diversen
  1. vervorm!
  2. vervormt!
  3. vervormd
  4. vervormend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze