Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de verweken en neerlandés

verweken:

verweken verbo (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)

  1. verweken
    ontharden; verweken; zachtmaken
    • ontharden verbo (onthard, onthardt, onthardde, onthardden, onthard)
    • verweken verbo (verweek, verweekt, verweekte, verweekten, verweekt)
    • zachtmaken verbo (maak zacht, maakt zacht, maakte zacht, maakten zacht, zacht gemaakt)
  2. verweken
    ontharden; week maken; verweken; zachtmaken; in de week zetten
    weken
    – in water zetten om week te laten worden of om vuil los te maken 1
    • weken verbo (week, weekt, weekte, weekten, geweekt)
      • deze spijkerbroeken moet ik eerst weken met Biotex1
  3. verweken
    week worden; verweken

Conjugaciones de verweken:

o.t.t.
  1. verweek
  2. verweekt
  3. verweekt
  4. verweken
  5. verweken
  6. verweken
o.v.t.
  1. verweekte
  2. verweekte
  3. verweekte
  4. verweekten
  5. verweekten
  6. verweekten
v.t.t.
  1. ben verweekt
  2. bent verweekt
  3. is verweekt
  4. zijn verweekt
  5. zijn verweekt
  6. zijn verweekt
v.v.t.
  1. was verweekt
  2. was verweekt
  3. was verweekt
  4. waren verweekt
  5. waren verweekt
  6. waren verweekt
o.t.t.t.
  1. zal verweken
  2. zult verweken
  3. zal verweken
  4. zullen verweken
  5. zullen verweken
  6. zullen verweken
o.v.t.t.
  1. zou verweken
  2. zou verweken
  3. zou verweken
  4. zouden verweken
  5. zouden verweken
  6. zouden verweken
diversen
  1. verweek!
  2. verweekt!
  3. verweekt
  4. verwekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze