Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. verzuim:
  2. verzuimen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de verzuim en neerlandés

verzuim:

verzuim [het ~] sustantivo

  1. het verzuim
    de absentie; het verzuim
  2. het verzuim
    de nalatigheid; de verzaking; het verzuim

Palabras relacionadas con "verzuim":


verzuim forma de verzuimen:

verzuimen verbo (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)

  1. verzuimen
    ontbreken; mankeren; verzuimen; afwezig zijn
    • ontbreken verbo (ontbreek, ontbreekt, ontbrak, ontbraken, ontbroken)
    • mankeren verbo (mankeer, mankeert, mankeerde, mankeerden, gemankeerd)
    • verzuimen verbo (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)
    • afwezig zijn verbo (ben afwezig, bent afwezig, is afwezig, was afwezig, waren afwezig, afwezig geweest)
  2. verzuimen
    verzuimen; verzaken
    • verzuimen verbo (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)
    • verzaken verbo (verzaak, verzaakt, verzaakte, verzaakten, verzaakt)

Conjugaciones de verzuimen:

o.t.t.
  1. verzuim
  2. verzuimt
  3. verzuimt
  4. verzuimen
  5. verzuimen
  6. verzuimen
o.v.t.
  1. verzuimde
  2. verzuimde
  3. verzuimde
  4. verzuimden
  5. verzuimden
  6. verzuimden
v.t.t.
  1. heb verzuimd
  2. hebt verzuimd
  3. heeft verzuimd
  4. hebben verzuimd
  5. hebben verzuimd
  6. hebben verzuimd
v.v.t.
  1. had verzuimd
  2. had verzuimd
  3. had verzuimd
  4. hadden verzuimd
  5. hadden verzuimd
  6. hadden verzuimd
o.t.t.t.
  1. zal verzuimen
  2. zult verzuimen
  3. zal verzuimen
  4. zullen verzuimen
  5. zullen verzuimen
  6. zullen verzuimen
o.v.t.t.
  1. zou verzuimen
  2. zou verzuimen
  3. zou verzuimen
  4. zouden verzuimen
  5. zouden verzuimen
  6. zouden verzuimen
diversen
  1. verzuim!
  2. verzuimt!
  3. verzuimd
  4. verzuimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "verzuimen":