Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. vijzelen:
  2. vijzel:


Neerlandés

Sinónimos detallados de vijzelen en neerlandés

vijzelen:

vijzelen verbo (vijzel, vijzelt, vijzelde, vijzelden, gevijzeld)

  1. vijzelen
    vijzelen
    • vijzelen verbo (vijzel, vijzelt, vijzelde, vijzelden, gevijzeld)

Conjugaciones de vijzelen:

o.t.t.
  1. vijzel
  2. vijzelt
  3. vijzelt
  4. vijzelen
  5. vijzelen
  6. vijzelen
o.v.t.
  1. vijzelde
  2. vijzelde
  3. vijzelde
  4. vijzelden
  5. vijzelden
  6. vijzelden
v.t.t.
  1. heb gevijzeld
  2. hebt gevijzeld
  3. heeft gevijzeld
  4. hebben gevijzeld
  5. hebben gevijzeld
  6. hebben gevijzeld
v.v.t.
  1. had gevijzeld
  2. had gevijzeld
  3. had gevijzeld
  4. hadden gevijzeld
  5. hadden gevijzeld
  6. hadden gevijzeld
o.t.t.t.
  1. zal vijzelen
  2. zult vijzelen
  3. zal vijzelen
  4. zullen vijzelen
  5. zullen vijzelen
  6. zullen vijzelen
o.v.t.t.
  1. zou vijzelen
  2. zou vijzelen
  3. zou vijzelen
  4. zouden vijzelen
  5. zouden vijzelen
  6. zouden vijzelen
diversen
  1. vijzel!
  2. vijzelt!
  3. gevijzeld
  4. vijzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "vijzelen":


vijzel:

vijzel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de vijzel
    de vijzel
    • vijzel [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "vijzel":

  • vijzelen, vijzels, vijzeltje, vijzeltjes