Resumen


Neerlandés

Sinónimos detallados de voorwenden en neerlandés

voorwenden:

voorwenden verbo (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)

  1. voorwenden
    simuleren; fingeren; veinzen; voorwenden
    • simuleren verbo (simuleer, simuleert, simuleerde, simuleerden, gesimuleerd)
    • fingeren verbo (fingeer, fingeert, fingeerde, fingeerden, gefingeerd)
    • veinzen verbo (veins, veinst, veinsde, veinsden, geveinsd)
    • voorwenden verbo (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)
  2. voorwenden
    bedenken; verzinnen; uitdenken; verdichten; fantaseren; voorwenden
    • bedenken verbo (bedenk, bedenkt, bedacht, bedachten, bedacht)
    • verzinnen verbo (verzin, verzint, verzon, verzonnen, verzonnen)
    • uitdenken verbo (denk uit, denkt uit, dacht uit, dachten uit, uitgedacht)
    • verdichten verbo (verdicht, verdichtte, verdichtten, verdicht)
    • fantaseren verbo (fantaseer, fantaseert, fantaseerde, fantaseerden, gefantaseerd)
    • voorwenden verbo (wend voor, wendt voor, wendde voor, wendden voor, voorgewend)

Conjugaciones de voorwenden:

o.t.t.
  1. wend voor
  2. wendt voor
  3. wendt voor
  4. wenden voor
  5. wenden voor
  6. wenden voor
o.v.t.
  1. wendde voor
  2. wendde voor
  3. wendde voor
  4. wendden voor
  5. wendden voor
  6. wendden voor
v.t.t.
  1. heb voorgewend
  2. hebt voorgewend
  3. heeft voorgewend
  4. hebben voorgewend
  5. hebben voorgewend
  6. hebben voorgewend
v.v.t.
  1. had voorgewend
  2. had voorgewend
  3. had voorgewend
  4. hadden voorgewend
  5. hadden voorgewend
  6. hadden voorgewend
o.t.t.t.
  1. zal voorwenden
  2. zult voorwenden
  3. zal voorwenden
  4. zullen voorwenden
  5. zullen voorwenden
  6. zullen voorwenden
o.v.t.t.
  1. zou voorwenden
  2. zou voorwenden
  3. zou voorwenden
  4. zouden voorwenden
  5. zouden voorwenden
  6. zouden voorwenden
diversen
  1. wend voor!
  2. wendt voor!
  3. voorgewend
  4. voorwendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze