Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/neerlandés ->Traducir vrijer

Sinónimos de "vrijer" en neerlandés

Eliminar anuncios

Resumen

Sinónimos en neerlandés: más información...

vrijer:
- vrijer; liefhebber; minnaar; aanbidder
vrij:
- vrij; loos; zonder taak; losbandig; ongebonden; ongebreideld; bandeloos; in vrijheid; oprecht; open; onomwonden; onbewimpeld; ronduit; onverholen; openhartig; vrijelijk; vrijuit

Neerlandés

Sinónimos detallados de vrijer en neerlandés

vrijer:

vrijer [de ~ (m)] sustantivo

de vrijer
de vrijer; de liefhebber; de minnaar; de aanbidder
- vrijer [de ~ (m)] sustantivo
- liefhebber [de ~ (m)] sustantivo
- minnaar [de ~ (m)] sustantivo
- aanbidder [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "vrijer":

vrijers, vrijertje, vrijertjes, vrij

vrijer forma de vrij:

vrij adj.

vrij
vrij; loos; zonder taak
- vrij adj.
- loos adj.
- zonder taak adj.
vrij
vrij; losbandig; ongebonden; ongebreideld; bandeloos
- vrij adj.
- losbandig adj.
- ongebonden adj.
- ongebreideld adj.
- bandeloos adj.
vrij
vrij; in vrijheid
- vrij adj.
- in vrijheid adj.
vrij
oprecht; open; onomwonden; onbewimpeld; ronduit; onverholen; vrij; openhartig; vrijelijk; vrijuit
- oprecht adj.
- open adj.
- onomwonden adj.
- onbewimpeld adj.
- ronduit adv.
- onverholen adj.
- vrij adj.
- openhartig adj.
- vrijelijk adv.
- vrijuit adv.
vrij
vrij
- vrij adj.
vrij

– als je niet naar het werk of naar school hoeft ¹
vrij
– als je niet naar het werk of naar school hoeft ¹
- vrij adj.
  - ik ben vandaag vrij¹
vrij

– door niets of niemand beperkt of gehinderd ¹
vrij
– door niets of niemand beperkt of gehinderd ¹
- vrij adj.
  - de weg was versperd maar nu is hij weer vrij¹
vrij

– het niet hebben ¹
vrij
– het niet hebben ¹
- vrij adj.
  - de zieke is vrij van koorts¹
vrij

– kunnen gaan en staan waar je wilt ¹
vrij
– kunnen gaan en staan waar je wilt ¹
- vrij adj.
  - hij zat in de gevangenis, maar nu is hij weer vrij¹
vrij

– niet in gebruik of besproken ¹
vrij
– niet in gebruik of besproken ¹
- vrij adj.
  - is deze tafel nog vrij?¹
vrij

– niet verlegen, een beetje brutaal ¹
vrij
– niet verlegen, een beetje brutaal ¹
- vrij adj.
  - zij gaf iedereen een zoen, ze is erg vrij¹

Palabras relacionadas con "vrij":

vrijheid, vrijer, vrijere, vrijst, vrijste, vrije

Antónimos de "vrij":

gevangen

Definiciones relacionadas de "vrij":

als je niet naar het werk of naar school hoeft¹
- ik ben vandaag vrij¹
door niets of niemand beperkt of gehinderd¹
- de weg was versperd maar nu is hij weer vrij¹
het niet hebben¹
- de zieke is vrij van koorts¹
kunnen gaan en staan waar je wilt¹
- hij zat in de gevangenis, maar nu is hij weer vrij¹
niet in gebruik of besproken¹
- is deze tafel nog vrij?¹
niet verlegen, een beetje brutaal¹
- zij gaf iedereen een zoen, ze is erg vrij¹

¹Muiswerk Woordenboek

Eliminar anuncios

Eliminar anuncios