Neerlandés

Sinónimos detallados de wegstuiven en neerlandés

wegstuiven:

wegstuiven verbo (stuif weg, stuift weg, stoof weg, stoven weg, weggestoven)

  1. wegstuiven
    wegwaaien; verwaaien; wegstuiven
    • wegwaaien verbo (waai weg, waait weg, waaide weg, waaiden weg, weggewaaid)
    • verwaaien verbo (verwaai, verwaait, verwoei, verwoeien, verwaaid)
    • wegstuiven verbo (stuif weg, stuift weg, stoof weg, stoven weg, weggestoven)
  2. wegstuiven
    wegrennen; wegstuiven; weghollen; wegsnellen; wegdraven; weghaasten; wegspoeden; wegijlen
    • wegrennen verbo (ren weg, rent weg, rende weg, renden weg, weggerend)
    • wegstuiven verbo (stuif weg, stuift weg, stoof weg, stoven weg, weggestoven)
    • weghollen verbo (hol weg, holt weg, holde weg, holden weg, weggehold)
    • wegsnellen verbo
    • wegdraven verbo (draaf weg, draaft weg, draafde weg, draafden weg, weggedraafd)
    • weghaasten verbo (haast weg, haastte weg, haastten weg, weggehaast)
    • wegspoeden verbo (spoed weg, spoedt weg, spoedde weg, spoedden weg, weggespoed)
    • wegijlen verbo (ijl weg, ijlt weg, ijlde weg, ijlden weg, weggeijld)

Conjugaciones de wegstuiven:

o.t.t.
  1. stuif weg
  2. stuift weg
  3. stuift weg
  4. stuiven weg
  5. stuiven weg
  6. stuiven weg
o.v.t.
  1. stoof weg
  2. stoof weg
  3. stoof weg
  4. stoven weg
  5. stoven weg
  6. stoven weg
v.t.t.
  1. ben weggestoven
  2. bent weggestoven
  3. is weggestoven
  4. zijn weggestoven
  5. zijn weggestoven
  6. zijn weggestoven
v.v.t.
  1. was weggestoven
  2. was weggestoven
  3. was weggestoven
  4. waren weggestoven
  5. waren weggestoven
  6. waren weggestoven
o.t.t.t.
  1. zal wegstuiven
  2. zult wegstuiven
  3. zal wegstuiven
  4. zullen wegstuiven
  5. zullen wegstuiven
  6. zullen wegstuiven
o.v.t.t.
  1. zou wegstuiven
  2. zou wegstuiven
  3. zou wegstuiven
  4. zouden wegstuiven
  5. zouden wegstuiven
  6. zouden wegstuiven
diversen
  1. stuif weg!
  2. stuift weg!
  3. weggestoven
  4. wegstuivend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze