Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zemel:
  2. zemelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zemel en neerlandés

zemel:

zemel [de ~] sustantivo

  1. de zemel
    de geitenbreier; de zeikerd; de zemel; de zeurpiet; de zeur; de zeurkous

Palabras relacionadas con "zemel":


zemel forma de zemelen:

zemelen verbo (zemel, zemelt, zemelde, zemelden, gezemeld)

  1. zemelen
    zemelen
    • zemelen verbo (zemel, zemelt, zemelde, zemelden, gezemeld)

Conjugaciones de zemelen:

o.t.t.
  1. zemel
  2. zemelt
  3. zemelt
  4. zemelen
  5. zemelen
  6. zemelen
o.v.t.
  1. zemelde
  2. zemelde
  3. zemelde
  4. zemelden
  5. zemelden
  6. zemelden
v.t.t.
  1. heb gezemeld
  2. hebt gezemeld
  3. heeft gezemeld
  4. hebben gezemeld
  5. hebben gezemeld
  6. hebben gezemeld
v.v.t.
  1. had gezemeld
  2. had gezemeld
  3. had gezemeld
  4. hadden gezemeld
  5. hadden gezemeld
  6. hadden gezemeld
o.t.t.t.
  1. zal zemelen
  2. zult zemelen
  3. zal zemelen
  4. zullen zemelen
  5. zullen zemelen
  6. zullen zemelen
o.v.t.t.
  1. zou zemelen
  2. zou zemelen
  3. zou zemelen
  4. zouden zemelen
  5. zouden zemelen
  6. zouden zemelen
diversen
  1. zemel!
  2. zemelt!
  3. gezemeld
  4. zemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "zemelen":