Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zingen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zingen en neerlandés

zingen:

zingen verbo (zing, zingt, zong, zongen, gezongen)

  1. zingen
    zingen
    • zingen verbo (zing, zingt, zong, zongen, gezongen)
  2. zingen
    – de woorden op een muzikale manier laten horen 1
    zingen
    – de woorden op een muzikale manier laten horen 1
    • zingen verbo (zing, zingt, zong, zongen, gezongen)
      • zij zingt een lied1

Conjugaciones de zingen:

o.t.t.
  1. zing
  2. zingt
  3. zingt
  4. zingen
  5. zingen
  6. zingen
o.v.t.
  1. zong
  2. zong
  3. zong
  4. zongen
  5. zongen
  6. zongen
v.t.t.
  1. heb gezongen
  2. hebt gezongen
  3. heeft gezongen
  4. hebben gezongen
  5. hebben gezongen
  6. hebben gezongen
v.v.t.
  1. had gezongen
  2. had gezongen
  3. had gezongen
  4. hadden gezongen
  5. hadden gezongen
  6. hadden gezongen
o.t.t.t.
  1. zal zingen
  2. zult zingen
  3. zal zingen
  4. zullen zingen
  5. zullen zingen
  6. zullen zingen
o.v.t.t.
  1. zou zingen
  2. zou zingen
  3. zou zingen
  4. zouden zingen
  5. zouden zingen
  6. zouden zingen
diversen
  1. zing!
  2. zingt!
  3. gezongen
  4. zingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "zingen":

  1. de woorden op een muzikale manier laten horen1
    • zij zingt een lied1

Sinónimos relacionados de zingen