Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zinspelen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zinspelen en neerlandés

zinspelen:

zinspelen verbo (zinspeel, zinspeelt, zinspeelde, zinspeelden, gezinspeeld)

  1. zinspelen
    zinspelen; toespelen
    • zinspelen verbo (zinspeel, zinspeelt, zinspeelde, zinspeelden, gezinspeeld)
    • toespelen verbo (speel toe, speelt toe, speelde toe, speelden toe, toegespeeld)

Conjugaciones de zinspelen:

o.t.t.
  1. zinspeel
  2. zinspeelt
  3. zinspeelt
  4. zinspelen
  5. zinspelen
  6. zinspelen
o.v.t.
  1. zinspeelde
  2. zinspeelde
  3. zinspeelde
  4. zinspeelden
  5. zinspeelden
  6. zinspeelden
v.t.t.
  1. heb gezinspeeld
  2. hebt gezinspeeld
  3. heeft gezinspeeld
  4. hebben gezinspeeld
  5. hebben gezinspeeld
  6. hebben gezinspeeld
v.v.t.
  1. had gezinspeeld
  2. had gezinspeeld
  3. had gezinspeeld
  4. hadden gezinspeeld
  5. hadden gezinspeeld
  6. hadden gezinspeeld
o.t.t.t.
  1. zal zinspelen
  2. zult zinspelen
  3. zal zinspelen
  4. zullen zinspelen
  5. zullen zinspelen
  6. zullen zinspelen
o.v.t.t.
  1. zou zinspelen
  2. zou zinspelen
  3. zou zinspelen
  4. zouden zinspelen
  5. zouden zinspelen
  6. zouden zinspelen
diversen
  1. zinspeel!
  2. zinspeelt!
  3. gezinspeeld
  4. zinspelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze