Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zoenen:
  2. zoen:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zoenen en neerlandés

zoenen:

zoenen verbo (zoen, zoent, zoende, zoenden, gezoend)

  1. zoenen
    kussen; zoenen
    • kussen verbo (kus, kust, kuste, kusten, gekust)
    • zoenen verbo (zoen, zoent, zoende, zoenden, gezoend)

Conjugaciones de zoenen:

o.t.t.
  1. zoen
  2. zoent
  3. zoent
  4. zoenen
  5. zoenen
  6. zoenen
o.v.t.
  1. zoende
  2. zoende
  3. zoende
  4. zoenden
  5. zoenden
  6. zoenden
v.t.t.
  1. heb gezoend
  2. hebt gezoend
  3. heeft gezoend
  4. hebben gezoend
  5. hebben gezoend
  6. hebben gezoend
v.v.t.
  1. had gezoend
  2. had gezoend
  3. had gezoend
  4. hadden gezoend
  5. hadden gezoend
  6. hadden gezoend
o.t.t.t.
  1. zal zoenen
  2. zult zoenen
  3. zal zoenen
  4. zullen zoenen
  5. zullen zoenen
  6. zullen zoenen
o.v.t.t.
  1. zou zoenen
  2. zou zoenen
  3. zou zoenen
  4. zouden zoenen
  5. zouden zoenen
  6. zouden zoenen
diversen
  1. zoen!
  2. zoent!
  3. gezoend
  4. zoenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "zoenen":


zoenen forma de zoen:

zoen [de ~ (m)] sustantivo

  1. de zoen
    de zoen; de smakker
    • zoen [de ~ (m)] sustantivo
    • smakker [de ~ (m)] sustantivo
  2. de zoen
    de zoen
    • zoen [de ~ (m)] sustantivo

Palabras relacionadas con "zoen":