Neerlandés

Sinónimos detallados de zogen en neerlandés

zogen:

zogen verbo (zoog, zoogt, zoogde, zoogden, gezoogd)

  1. zogen
    borstvoeding geven; zogen; de borst geven
    • borstvoeding geven verbo (geef borstvoeding, geeft borstvoeding, gaf borstvoeding, gaven borstvoeding, borstvoeding gegeven)
    • zogen verbo (zoog, zoogt, zoogde, zoogden, gezoogd)
    • de borst geven verbo (geef de borst, geeft de borst, gaf de borst, gaven de borst, de borst gegeven)
  2. zogen
    een baby zogen; zogen
    • een baby zogen verbo (zoog een baby, zoogt een baby, zoogde een baby, zoogden een baby, een baby gezogen)
    • zogen verbo (zoog, zoogt, zoogde, zoogden, gezoogd)

Conjugaciones de zogen:

o.t.t.
  1. zoog
  2. zoogt
  3. zoogt
  4. zogen
  5. zogen
  6. zogen
o.v.t.
  1. zoogde
  2. zoogde
  3. zoogde
  4. zoogden
  5. zoogden
  6. zoogden
v.t.t.
  1. heb gezoogd
  2. hebt gezoogd
  3. heeft gezoogd
  4. hebben gezoogd
  5. hebben gezoogd
  6. hebben gezoogd
v.v.t.
  1. had gezoogd
  2. had gezoogd
  3. had gezoogd
  4. hadden gezoogd
  5. hadden gezoogd
  6. hadden gezoogd
o.t.t.t.
  1. zal zogen
  2. zult zogen
  3. zal zogen
  4. zullen zogen
  5. zullen zogen
  6. zullen zogen
o.v.t.t.
  1. zou zogen
  2. zou zogen
  3. zou zogen
  4. zouden zogen
  5. zouden zogen
  6. zouden zogen
diversen
  1. zoog!
  2. zoogt!
  3. gezoogd
  4. zogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

zogen forma de zuigen:

zuigen verbo (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)

  1. zuigen
    zuigen; lurken; sabbelen
    • zuigen verbo (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
    • lurken verbo (lurk, lurkt, lurkte, lurkten, gelurkt)
    • sabbelen verbo (sabbel, sabbelt, sabbelde, sabbelden, gesabbeld)
  2. zuigen
    zuigen; lurken; slurpen
    • zuigen verbo (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
    • lurken verbo (lurk, lurkt, lurkte, lurkten, gelurkt)
    • slurpen verbo (slurp, slurpt, slurpte, slurpten, geslurpt)
  3. zuigen
    fellatio doen; pijpen; afzuigen; zuigen
    • fellatio doen verbo !
    • pijpen verbo ! (pijp, pijpt, pijpte, pijpten, gepijpt)
    • afzuigen verbo ! (zuig af, zuigt af, zoog af, zogen af, afgezogen)
    • zuigen verbo ! (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
  4. zuigen
    – het eruit halen door het met je adem naar binnen te halen 1
    zuigen
    – het eruit halen door het met je adem naar binnen te halen 1
    • zuigen verbo (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
      • hij zuigt aan het rietje1
  5. zuigen
    – naar binnen verplaatsen met lucht 1
    zuigen
    – naar binnen verplaatsen met lucht 1
    • zuigen verbo (zuig, zuigt, zoog, zogen, gezogen)
      • de machine zuigt het water naar boven1

Conjugaciones de zuigen:

o.t.t.
  1. zuig
  2. zuigt
  3. zuigt
  4. zuigen
  5. zuigen
  6. zuigen
o.v.t.
  1. zoog
  2. zoog
  3. zoog
  4. zogen
  5. zogen
  6. zogen
v.t.t.
  1. heb gezogen
  2. hebt gezogen
  3. heeft gezogen
  4. hebben gezogen
  5. hebben gezogen
  6. hebben gezogen
v.v.t.
  1. had gezogen
  2. had gezogen
  3. had gezogen
  4. hadden gezogen
  5. hadden gezogen
  6. hadden gezogen
o.t.t.t.
  1. zal zuigen
  2. zult zuigen
  3. zal zuigen
  4. zullen zuigen
  5. zullen zuigen
  6. zullen zuigen
o.v.t.t.
  1. zou zuigen
  2. zou zuigen
  3. zou zuigen
  4. zouden zuigen
  5. zouden zuigen
  6. zouden zuigen
diversen
  1. zuig!
  2. zuigt!
  3. gezogen
  4. zuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Definiciones relacionadas de "zuigen":

  1. het eruit halen door het met je adem naar binnen te halen1
    • hij zuigt aan het rietje1
  2. naar binnen verplaatsen met lucht1
    • de machine zuigt het water naar boven1

Sinónimos relacionados de zogen