Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zuster:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zuster en neerlandés

zuster:

zuster [de ~ (v)] sustantivo

  1. de zuster
    de zuster; de verpleegster
  2. de zuster
    de zus
    – vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij 1
    • zus [de ~ (v)] sustantivo
      • mijn zus is een jaar jonger dan ik1
    de zuster
    • zuster [de ~ (v)] sustantivo
  3. de zuster
    – vrouw die lid is van een kloosterorde 1
    de zuster
    – vrouw die lid is van een kloosterorde 1
    • zuster [de ~ (v)] sustantivo
      • dat is een school waar zusters lesgeven1
  4. de zuster
    – vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij 1
    de zus; de zuster
    – vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij 1
    • zus [de ~ (v)] sustantivo
      • mijn zus is een jaar jonger dan ik1
    • zuster [de ~ (v)] sustantivo
      • Anna is mijn zuster1
  5. de zuster
    – vrouwelijke verpleegkundige 1
    de zuster
    – vrouwelijke verpleegkundige 1
    • zuster [de ~ (v)] sustantivo
      • de zuster gaf hem een injectie1

Palabras relacionadas con "zuster":


Sinónimos alternativos de "zuster":


Antónimos de "zuster":


Definiciones relacionadas de "zuster":

  1. vrouw die lid is van een kloosterorde1
    • dat is een school waar zusters lesgeven1
  2. vrouw of meisje met dezelfde ouders als jij1
    • Anna is mijn zuster1
  3. vrouwelijke verpleegkundige1
    • de zuster gaf hem een injectie1