Neerlandés

Sinónimos detallados de zwaai en neerlandés

zwaai:

zwaai [de ~ (m)] sustantivo

  1. de zwaai
    slingerende beweging; de zwaai; de slingering

Palabras relacionadas con "zwaai":


zwaaien:

zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)

  1. zwaaien
    zwaaien; met de hand groeten
  2. zwaaien
    zwaaien; heen en weer zwaaien; slingeren; zwenken
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
    • slingeren verbo (slinger, slingert, slingerde, slingerden, geslingerd)
    • zwenken verbo (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  3. zwaaien
    zwaaien; wuiven
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
    • wuiven verbo (wuif, wuift, wuifde, wuifden, gewuifd)
  4. zwaaien
    – groeten door je arm op te steken en heen en weer te bewegen 1
    zwaaien
    – groeten door je arm op te steken en heen en weer te bewegen 1
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
      • hij zwaaide toen hij wegliep1
  5. zwaaien
    – bochten maken 1
    zwaaien
    – bochten maken 1
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
      • de auto zwaaide op de weg1
  6. zwaaien
    – ermee heen en weer bewegen 1
    zwaaien
    – ermee heen en weer bewegen 1
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
      • hij zwaaide met allebei zijn armen1
  7. zwaaien
    – om een vast punt heen en weer bewegen 1
    zwaaien
    – om een vast punt heen en weer bewegen 1
    • zwaaien verbo (zwaai, zwaait, zwaaide, zwaaiden, gezwaaid)
      • de bomen zwaaiden voor het raam1

Conjugaciones de zwaaien:

o.t.t.
  1. zwaai
  2. zwaait
  3. zwaait
  4. zwaaien
  5. zwaaien
  6. zwaaien
o.v.t.
  1. zwaaide
  2. zwaaide
  3. zwaaide
  4. zwaaiden
  5. zwaaiden
  6. zwaaiden
v.t.t.
  1. heb gezwaaid
  2. hebt gezwaaid
  3. heeft gezwaaid
  4. hebben gezwaaid
  5. hebben gezwaaid
  6. hebben gezwaaid
v.v.t.
  1. had gezwaaid
  2. had gezwaaid
  3. had gezwaaid
  4. hadden gezwaaid
  5. hadden gezwaaid
  6. hadden gezwaaid
o.t.t.t.
  1. zal zwaaien
  2. zult zwaaien
  3. zal zwaaien
  4. zullen zwaaien
  5. zullen zwaaien
  6. zullen zwaaien
o.v.t.t.
  1. zou zwaaien
  2. zou zwaaien
  3. zou zwaaien
  4. zouden zwaaien
  5. zouden zwaaien
  6. zouden zwaaien
diversen
  1. zwaai!
  2. zwaait!
  3. gezwaaid
  4. zwaaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "zwaaien":


Sinónimos alternativos de "zwaaien":


Definiciones relacionadas de "zwaaien":

  1. groeten door je arm op te steken en heen en weer te bewegen1
    • hij zwaaide toen hij wegliep1
  2. bochten maken1
    • de auto zwaaide op de weg1
  3. ermee heen en weer bewegen1
    • hij zwaaide met allebei zijn armen1
  4. om een vast punt heen en weer bewegen1
    • de bomen zwaaiden voor het raam1