Neerlandés

Sinónimos detallados de zweem en neerlandés

zweem:

zweem [de ~ (m)] sustantivo

  1. de zweem
    het greintje; de zweem
  2. de zweem
    het snufje; het vleugje; de zweem; de flinter; het waas; het schijntje; het floers
  3. de zweem
    het klein beetje; de zweem; het zweempje

Palabras relacionadas con "zweem":


zwemen:

zwemen [znw.] sustantivo

  1. zwemen
    de wazen; zwemen
    • wazen [de ~] sustantivo, plural
    • zwemen [znw.] sustantivo

zwemen verbo (zweem, zweemt, zweemde, zweemden, gezweemd)

  1. zwemen
    zwemen; tenderen naar; toeneigen
    • zwemen verbo (zweem, zweemt, zweemde, zweemden, gezweemd)
    • tenderen naar verbo (tender naar, tendert naar, tenderde naar, tenderden naar, getenderd naar)
    • toeneigen verbo (eigen toe, eigent toe, eigende toe, eigenden toe, toegeeigend)

Conjugaciones de zwemen:

o.t.t.
  1. zweem
  2. zweemt
  3. zweemt
  4. zwemen
  5. zwemen
  6. zwemen
o.v.t.
  1. zweemde
  2. zweemde
  3. zweemde
  4. zweemden
  5. zweemden
  6. zweemden
v.t.t.
  1. heb gezweemd
  2. hebt gezweemd
  3. heeft gezweemd
  4. hebben gezweemd
  5. hebben gezweemd
  6. hebben gezweemd
v.v.t.
  1. had gezweemd
  2. had gezweemd
  3. had gezweemd
  4. hadden gezweemd
  5. hadden gezweemd
  6. hadden gezweemd
o.t.t.t.
  1. zal zwemen
  2. zult zwemen
  3. zal zwemen
  4. zullen zwemen
  5. zullen zwemen
  6. zullen zwemen
o.v.t.t.
  1. zou zwemen
  2. zou zwemen
  3. zou zwemen
  4. zouden zwemen
  5. zouden zwemen
  6. zouden zwemen
diversen
  1. zweem!
  2. zweemt!
  3. gezweemd
  4. zwemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "zwemen":