Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. zweten:
  2. zweet:


Neerlandés

Sinónimos detallados de zweten en neerlandés

zweten:

zweten [znw.] sustantivo

  1. zweten
    zweten; de transpiratie; het zweet
  2. zweten
    zweten; transpireren

zweten verbo (zweet, zweette, zweetten, gezweten)

  1. zweten
    zweten; uitzweten
    • zweten verbo (zweet, zweette, zweetten, gezweten)
    • uitzweten verbo (zweet uit, zweette uit, zweetten uit, uitgezweet)

Conjugaciones de zweten:

o.t.t.
  1. zweet
  2. zweet
  3. zweet
  4. zweten
  5. zweten
  6. zweten
o.v.t.
  1. zweette
  2. zweette
  3. zweette
  4. zweetten
  5. zweetten
  6. zweetten
v.t.t.
  1. heb gezweten
  2. hebt gezweten
  3. heeft gezweten
  4. hebben gezweten
  5. hebben gezweten
  6. hebben gezweten
v.v.t.
  1. had gezweten
  2. had gezweten
  3. had gezweten
  4. hadden gezweten
  5. hadden gezweten
  6. hadden gezweten
o.t.t.t.
  1. zal zweten
  2. zult zweten
  3. zal zweten
  4. zullen zweten
  5. zullen zweten
  6. zullen zweten
o.v.t.t.
  1. zou zweten
  2. zou zweten
  3. zou zweten
  4. zouden zweten
  5. zouden zweten
  6. zouden zweten
diversen
  1. zweet!
  2. zweet!
  3. gezweten
  4. zwetend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Palabras relacionadas con "zweten":


zweten forma de zweet:

zweet [het ~] sustantivo

  1. het zweet
    zweten; de transpiratie; het zweet

Palabras relacionadas con "zweet":


Sinónimos relacionados de zweten