Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. plakken:
  2. plak:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de plakken de neerlandés a sueco

plakken:

plakken verbo (plak, plakt, plakte, plakten, geplakt)

  1. plakken (iets vastkleven; kleven; vastlijmen)
    häfta; klibba; klistra
    • häfta verbo (häftar, häftade, häftat)
    • klibba verbo (klibbar, klibbade, klibbat)
    • klistra verbo (klistrar, klistrade, klistrat)
  2. plakken (aan elkaar kleven; vastplakken; aan elkaar hangen; )
    klistra; limma
    • klistra verbo (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma verbo (limmar, limmade, limmat)
  3. plakken (aaneenplakken; klitten; vastlijmen)
    klistra; klistra ihop
    • klistra verbo (klistrar, klistrade, klistrat)
    • klistra ihop verbo (klistrar ihop, klistrade ihop, klistrat ihop)
  4. plakken (aaneenplakken; vastplakken; aan elkaar kleven; klitten)
    klistra; limma; limma ihop
    • klistra verbo (klistrar, klistrade, klistrat)
    • limma verbo (limmar, limmade, limmat)
    • limma ihop verbo (limmar ihop, limmade ihop, limmat ihop)
  5. plakken

Conjugaciones de plakken:

o.t.t.
  1. plak
  2. plakt
  3. plakt
  4. plakken
  5. plakken
  6. plakken
o.v.t.
  1. plakte
  2. plakte
  3. plakte
  4. plakten
  5. plakten
  6. plakten
v.t.t.
  1. heb geplakt
  2. hebt geplakt
  3. heeft geplakt
  4. hebben geplakt
  5. hebben geplakt
  6. hebben geplakt
v.v.t.
  1. had geplakt
  2. had geplakt
  3. had geplakt
  4. hadden geplakt
  5. hadden geplakt
  6. hadden geplakt
o.t.t.t.
  1. zal plakken
  2. zult plakken
  3. zal plakken
  4. zullen plakken
  5. zullen plakken
  6. zullen plakken
o.v.t.t.
  1. zou plakken
  2. zou plakken
  3. zou plakken
  4. zouden plakken
  5. zouden plakken
  6. zouden plakken
diversen
  1. plak!
  2. plakt!
  3. geplakt
  4. plakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

plakken [het ~] sustantivo

  1. het plakken (kleven; lijmen; vastkleven; vastlijmen)
    klistrande

Translation Matrix for plakken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
klistra ihop aanplakken; vastplakken
klistrande kleven; lijmen; plakken; vastkleven; vastlijmen aanlijmen; lijmen; vastlijmen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
häfta iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aanhechten; blijven steken; haperen; nieten; stokken; vastlopen; vastnieten
klibba iets vastkleven; kleven; plakken; vastlijmen aanlijmen; lijmen; vastlijmen
klistra aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; iets vastkleven; kleven; klitten; plakken; vastlijmen; vastplakken aanlijmen; hechten; kitten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastlijmen; vastplakken
klistra ihop aaneenplakken; klitten; plakken; vastlijmen aan elkaar plakken; aaneen plakken
klistra in plakken
limma aan elkaar hangen; aan elkaar kleven; aaneenplakken; kleven; klitten; plakken; vastplakken aanlijmen; hechten; kitten; lijmen; opplakken; vasthechten; vastkleven; vastlijmen; vastplakken
limma ihop aan elkaar kleven; aaneenplakken; klitten; plakken; vastplakken

Palabras relacionadas con "plakken":


Wiktionary: plakken


Cross Translation:
FromToVia
plakken fästa adhere — To stick fast or cleave
plakken klistra in paste — to insert a piece of text
plakken limma collerjoindre et faire tenir deux choses ensemble avec de la colle.
plakken bo; bygga demeurerTraductions à trier suivant le sens.

plakken forma de plak:

plak [de ~] sustantivo

  1. de plak (moot; tranche)
    skiva; bit
    • skiva [-en] sustantivo
    • bit [-en] sustantivo
  2. de plak (medaille)
    medalj
  3. de plak (lijm; kleefstof; kit; plaksel)
    lim
    • lim [-ett] sustantivo
  4. de plak (reep chocolade; staaf; reep; tablet; pastille)
    stång; chokladstång

Translation Matrix for plak:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bit moot; plak; tranche aanbijten; bit; breuk; breukgetal; brok; brokje; deel; eindje; fiche; fractie; fragmentje; gedeelte; groot en dik stuk; homp; klein stukje; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; knauw; part; partje; plakje; schijfje; snippertje; stuk; stukje; suikerklontje
chokladstång pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet
lim kit; kleefstof; lijm; plak; plaksel kleefmiddel
medalj medaille; plak legpenning
skiva moot; plak; tranche album; elpee; feestavond; feestje; fiche; grammofoonplaat; lp; party; plaat; plakje; record; schijfje; viering
stång pastille; plak; reep; reep chocolade; staaf; tablet baton; dwarsbalk; dwarshout; mast; paal; spijl; staaf; staf; stang; stijl; stok; tralie; tuchtroede
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
skiva doorsnijden

Palabras relacionadas con "plak":


Wiktionary: plak


Cross Translation:
FromToVia
plak skiva slice — thin, broad piece cut off
plak hugg; ärr balafre — Longue entaille, plaie faite particulièrement au visage.

Traducciones automáticas externas:

Traducciones relacionadas de plakken