Inicio ->Diccionarios ->neerlandés/sueco ->Traducir vastzetten

Traducir vastzetten de neerlandés a sueco

Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. vastzetten:

Neerlandés

Traducciones detalladas de vastzetten de neerlandés a sueco

vastzetten:

vastzetten verbo (zet vast, zette vast, zetten vast, vastgezet)

  1. vastzetten (in de cel zetten; opsluiten)
    fångsla; sätta i fängelse
    • fångsla verbo (fångslar, fångslade, fångslat)
    • sätta i fängelse verbo (sätter i fängelse, satte i fängelse, satt i fängelse)
  2. vastzetten (opsluiten)
    låsa in; spärra in
    • låsa in verbo (låser in, låste in, låst in)
    • spärra in verbo (spärrar in, spärrade in, spärrat in)
  3. vastzetten (ergens aan bevestigen; bevestigen; vastmaken)
    fästa vid
    • fästa vid verbo (fästar vid, fästade vid, fästat vid)
  4. vastzetten (vastmaken; vastleggen; bevestigen; )
    fastknyta; fastbinda; fästa
    • fastknyta verbo (fastknyter, fastknöt, fastknutit)
    • fastbinda verbo (fastbinder, fastband, fastbundit)
    • fästa verbo (fästar, fästade, fästat)
  5. vastzetten (op spaarrekening vastzetten)
    låsa kapital; erlägga i en sparkasseräkning

Conjugaciones de vastzetten:

o.t.t.
  1. zet vast
  2. zet vast
  3. zet vast
  4. zetten vast
  5. zetten vast
  6. zetten vast
o.v.t.
  1. zette vast
  2. zette vast
  3. zette vast
  4. zetten vast
  5. zetten vast
  6. zetten vast
v.t.t.
  1. heb vastgezet
  2. hebt vastgezet
  3. heeft vastgezet
  4. hebben vastgezet
  5. hebben vastgezet
  6. hebben vastgezet
v.v.t.
  1. had vastgezet
  2. had vastgezet
  3. had vastgezet
  4. hadden vastgezet
  5. hadden vastgezet
  6. hadden vastgezet
o.t.t.t.
  1. zal vastzetten
  2. zult vastzetten
  3. zal vastzetten
  4. zullen vastzetten
  5. zullen vastzetten
  6. zullen vastzetten
o.v.t.t.
  1. zou vastzetten
  2. zou vastzetten
  3. zou vastzetten
  4. zouden vastzetten
  5. zouden vastzetten
  6. zouden vastzetten
en verder
  1. ben vastgezet
  2. bent vastgezet
  3. is vastgezet
  4. zijn vastgezet
  5. zijn vastgezet
  6. zijn vastgezet
diversen
  1. zet vast!
  2. zet vast!
  5. vastgezet
  6. vastzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vastzetten [znw.] sustantivo

  1. vastzetten
    säkra; befästiga

Translation Matrix for vastzetten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
befästiga vastzetten
säkra vastzetten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
erlägga i en sparkasseräkning op spaarrekening vastzetten; vastzetten
fastbinda bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren dichtbinden; toebinden
fastknyta bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren
fästa bevestigen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastzetten; verbinden; verzekeren aan een touw vastleggen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanhaken; aanhechten; aankoppelen; bevestigen; hechten; implanteren; in de val laten lopen; inplanten; knopen; strikken; uitlijnen; vasthaken; vastknopen; vastkoppelen; vastleggen
fästa vid bevestigen; ergens aan bevestigen; vastmaken; vastzetten aankleven
fångsla in de cel zetten; opsluiten; vastzetten
låsa in opsluiten; vastzetten opbergen; schutten; wegbergen; wegsluiten
låsa kapital op spaarrekening vastzetten; vastzetten
spärra in opsluiten; vastzetten kooien; schutten
säkra veilig opbergen; zekeren
sätta i fängelse in de cel zetten; opsluiten; vastzetten

Traducciones relacionadas de vastzetten







Tu diccionario de traducción gratuito, rápido y sencillo

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Página generada en 0.0263 segundos
Página mostrada en 1.0 segundos