Alemán

Traducciones detalladas de zugreifen de alemán a neerlandés

zugreifen:

zugreifen verbo (greife zu, greifst zu, greift zu, griff zu, grifft zu, zugegriffen)

  1. zugreifen (zulangen)
    toegrijpen; zich bedienen; grijpen; ingrijpen; toetasten; aanpakken
    • toegrijpen verbo (grijp toe, grijpt toe, greep toe, grepen toe, toegegrepen)
    • grijpen verbo (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • ingrijpen verbo (grijp in, grijpt in, greep in, grepen in, ingegrepen)
    • toetasten verbo (tast toe, tastte toe, tastten toe, toegetast)
    • aanpakken verbo (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
  2. zugreifen (anfassen; festhalten; greifen; )
    grijpen; vastpakken; aanklampen; beetpakken; vastklampen; beetgrijpen
    • grijpen verbo (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • vastpakken verbo (pak vast, pakt vast, pakte vast, pakten vast, vastgepakt)
    • aanklampen verbo (klamp aan, klampt aan, klampte aan, klampten aan, aangeklampt)
    • beetpakken verbo (pak beet, pakt beet, pakte beet, pakten beet, beetgepakt)
    • vastklampen verbo (klamp vast, klampt vast, klampte vast, klampten vast, vastgeklampt)
    • beetgrijpen verbo

Conjugaciones de zugreifen:

Präsens
  1. greife zu
  2. greifst zu
  3. greift zu
  4. greifen zu
  5. greift zu
  6. greifen zu
Imperfekt
  1. griff zu
  2. griffst zu
  3. griff zu
  4. griffen zu
  5. grifft zu
  6. griffen zu
Perfekt
  1. habe zugegriffen
  2. hast zugegriffen
  3. hat zugegriffen
  4. haben zugegriffen
  5. habt zugegriffen
  6. haben zugegriffen
1. Konjunktiv [1]
  1. greife zu
  2. greifest zu
  3. greife zu
  4. greifen zu
  5. greifet zu
  6. greifen zu
2. Konjunktiv
  1. griffe zu
  2. griffest zu
  3. griffe zu
  4. griffen zu
  5. griffet zu
  6. griffen zu
Futur 1
  1. werde zugreifen
  2. wirst zugreifen
  3. wird zugreifen
  4. werden zugreifen
  5. werdet zugreifen
  6. werden zugreifen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde zugreifen
  2. würdest zugreifen
  3. würde zugreifen
  4. würden zugreifen
  5. würdet zugreifen
  6. würden zugreifen
Diverses
  1. greif zu!
  2. greift zu!
  3. greifen Sie zu!
  4. zugegriffen
  5. zugreifend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for zugreifen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
aanklampen Anfassen; Anpacken
aanpakken Anfassen; Anpacken
beetpakken Anfassen; Anpacken; Festnehmen; Festpacken
grijpen Arestieren
vastpakken Festnehmen; Festpacken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
aanklampen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen
aanpakken zugreifen; zulangen annehmen; anpacken; begreifen; durchgreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen; von anpacken wissen
beetgrijpen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen
beetpakken anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen
grijpen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen; zulangen abfangen; anpacken; begreifen; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erwischen; fangen; fassen; festgreifen; festnehmen; grapschen; greifen; klemmen; krallen; kriegen; packen; verhaften; verwickeln; wegkappern; überlisten
ingrijpen zugreifen; zulangen eingreifen; einschreiten; interferieren; intervenieren; schlichten; sich einmischen; unterbrechen; vermitteln; zusammenfallen; zusammentreffen
toegrijpen zugreifen; zulangen
toetasten zugreifen; zulangen
vastklampen anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen
vastpakken anfassen; anpacken; fassen; festgreifen; festhalten; greifen; zugreifen anpacken; begreifen; fassen; festgreifen; greifen; packen
zich bedienen zugreifen; zulangen bedienen; sich bedienen

Sinónimos de "zugreifen":

  • zupacken