Neerlandés

Traducciones detalladas de klep de neerlandés a alemán

klep:

klep [de ~ (m)] sustantivo

  1. de klep (kwebbel; kletskous; kletskop; )

Translation Matrix for klep:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Klatschbase babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser babbelaarster; flapuit; kletskous; kletstante; leuteraarster; leuterkous
jemand der sehr viel Unsinn redet babbelaar; klep; kletskop; kletskous; kletsmajoor; kwebbel; leuteraar; zwammer; zwetser
- mond

Palabras relacionadas con "klep":


Sinónimos de "klep":


Definiciones relacionadas de "klep":

  1. soort deksel dat aan één kant vast zit1
    • de klep van de brievenbus1
  2. uitstekend deel van een pet1
    • door die klep schijnt de zon niet in je ogen1
  3. holte achter je lippen waarmee je eet en praat1
    • hou je klep toch eens dicht!1

Wiktionary: klep


Cross Translation:
FromToVia
klep Klappe trap — slang: mouth
klep Visier visor — fore piece of a cap
klep Klappe abattantchâssis de fenêtre ou volet basculant sur un axe horizontal.

klep forma de kleppen:

kleppen [de ~] sustantivo, plural

  1. de kleppen
    die Deckel

kleppen verbo (klep, klept, klepte, klepten, geklept)

  1. kleppen (klakken)
    schnalzen
    • schnalzen verbo (schnalze, schnalzt, schnalzte, schnalztet, geschnalzt)

Conjugaciones de kleppen:

o.t.t.
  1. klep
  2. klept
  3. klept
  4. kleppen
  5. kleppen
  6. kleppen
o.v.t.
  1. klepte
  2. klepte
  3. klepte
  4. klepten
  5. klepten
  6. klepten
v.t.t.
  1. heb geklept
  2. hebt geklept
  3. heeft geklept
  4. hebben geklept
  5. hebben geklept
  6. hebben geklept
v.v.t.
  1. had geklept
  2. had geklept
  3. had geklept
  4. hadden geklept
  5. hadden geklept
  6. hadden geklept
o.t.t.t.
  1. zal kleppen
  2. zult kleppen
  3. zal kleppen
  4. zullen kleppen
  5. zullen kleppen
  6. zullen kleppen
o.v.t.t.
  1. zou kleppen
  2. zou kleppen
  3. zou kleppen
  4. zouden kleppen
  5. zouden kleppen
  6. zouden kleppen
diversen
  1. klep!
  2. klept!
  3. geklept
  4. kleppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kleppen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Deckel kleppen bolster; deksel; deksels; dop; lid; schaal; schil; vuldoppen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
schnalzen klakken; kleppen

Palabras relacionadas con "kleppen":