Neerlandés

Traducciones detalladas de verwijderd de neerlandés a alemán

verwijderd:

verwijderd adj.

  1. verwijderd (weggehaald)

Translation Matrix for verwijderd:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
entfernt verwijderd; weggehaald
weggeholt verwijderd; weggehaald

Wiktionary: verwijderd


Cross Translation:
FromToVia
verwijderd fern; entfernt; abgelegen; fernbetrieb remote — at a distance
verwijderd weit; entfernt; hinweg loin — Se trouvant à une grande distance (sens général)
verwijderd entlegen; fern; weit lointain — Qui est fort éloigné du lieu où l’on est ou dont on parle

verwijderen:

verwijderen verbo (verwijder, verwijdert, verwijderde, verwijderden, verwijderd)

  1. verwijderen (afnemen; ecarteren; weghalen; )
    entfernen; wegtun; vertreiben; wegschaffen; beseitigen; fortschaffen; fortbringen
    • entfernen verbo (entferne, entfernst, entfernt, entfernte, entferntet, entfernt)
    • wegtun verbo (tue weg, tust weg, tut weg, tat weg, tatet weg, weggetan)
    • vertreiben verbo (vertreibe, vertreibst, vertreibt, vertrieb, vertriebt, vertrieben)
    • wegschaffen verbo (schaffe weg, schaffst weg, schafft weg, schaffte weg, schafftet weg, weggeschafft)
    • beseitigen verbo (beseitige, beseitigst, beseitigt, beseitigte, beseitigtet, beseitigt)
    • fortschaffen verbo (schaffe fort, schaffst fort, schafft fort, schaffte fort, schafftet fort, fortgeschafft)
    • fortbringen verbo (bringe fort, bringst fort, bringt fort, brachte fort, brachtet fort, fortgebracht)
  2. verwijderen (vertrekken; weggaan; wegtrekken; )
    abfahren; abreisen; losfahren; ausfahren; schmieren; wegfahren; wegreisen; ölen; fetten; aufbrechen; einfetten; einschiffen; fortreisen; fortfahren; einschmieren
    • abfahren verbo
    • abreisen verbo (reise ab, reisst ab, reist ab, reiste ab, reistet ab, abgereist)
    • losfahren verbo (fahre los, fährst los, fährt los, fuhr los, fuhrt los, losgefahren)
    • ausfahren verbo (fahre aus, fährst aus, fährt aus, fuhr aus, fuhret aus, ausgefahren)
    • schmieren verbo (schmiere, schmierest, schmieret, schmierete, schmieretet, geschmiert)
    • wegfahren verbo (fahre weg, fährst weg, fährt weg, fuhr weg, fuhret weg, weggefahren)
    • wegreisen verbo (reise weg, reisest weg, reist weg, reiste weg, reistet weg, weggereist)
    • ölen verbo (öle, ölst, ölt, ölte, öltet, geölt)
    • fetten verbo (fette, fettest, fettet, fettete, fettetet, gefettet)
    • aufbrechen verbo (breche auf, brichst auf, bricht auf, brach auf, bracht auf, aufgebrochen)
    • einfetten verbo (fette ein, fettest ein, fettet ein, fettete ein, fettetet ein, eingefettet)
    • einschiffen verbo (schiffe ein, schiffst ein, schifft ein, schiffte ein, schifftet ein, eingeschifft)
    • fortreisen verbo (riese fort, reist fort, reiste fort, reistet fort, fortgereist)
    • fortfahren verbo (fahre fort, fährst fort, fährt fort, fuhr fort, fuhrt fort, fortgefahren)
    • einschmieren verbo (schmiere ein, schmierst ein, schmiert ein, schmierte ein, schmiertet ein, eingeschmiert)
  3. verwijderen
    löschen
    • löschen verbo (lösche, löschst, löscht, löschte, löschtet, gelöscht)
  4. verwijderen
    verwerfen
    • verwerfen verbo (verwerfe, verwirfst, verwirft, verwarf, verwarft, verworfen)
  5. verwijderen
  6. verwijderen
    trennen
    • trennen verbo (trenne, trennst, trennt, trennte, trenntet, getrennt)
  7. verwijderen
    schließen
    • schließen verbo (schließe, schließest, schließt, schloß, schloßt, geschlossen)
  8. verwijderen (installatie ongedaan maken)

Conjugaciones de verwijderen:

o.t.t.
  1. verwijder
  2. verwijdert
  3. verwijdert
  4. verwijderen
  5. verwijderen
  6. verwijderen
o.v.t.
  1. verwijderde
  2. verwijderde
  3. verwijderde
  4. verwijderden
  5. verwijderden
  6. verwijderden
v.t.t.
  1. heb verwijderd
  2. hebt verwijderd
  3. heeft verwijderd
  4. hebben verwijderd
  5. hebben verwijderd
  6. hebben verwijderd
v.v.t.
  1. had verwijderd
  2. had verwijderd
  3. had verwijderd
  4. hadden verwijderd
  5. hadden verwijderd
  6. hadden verwijderd
o.t.t.t.
  1. zal verwijderen
  2. zult verwijderen
  3. zal verwijderen
  4. zullen verwijderen
  5. zullen verwijderen
  6. zullen verwijderen
o.v.t.t.
  1. zou verwijderen
  2. zou verwijderen
  3. zou verwijderen
  4. zouden verwijderen
  5. zouden verwijderen
  6. zouden verwijderen
diversen
  1. verwijder!
  2. verwijdert!
  3. verwijderd
  4. verwijderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verwijderen [znw.] sustantivo

  1. verwijderen (wegnemen)
    Entfernen; Abnehmen; Amputieren

Translation Matrix for verwijderen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
Abnehmen verwijderen; wegnemen aan de lijn doen; achteruitgaan; afnemen; afpakken; afstoffen; afwissen; dieet houden; diëten; gezichtsrimpel; korten; krimpen; lijnen; minderen; ontnemen; rimpel; verminderen in kracht
Amputieren verwijderen; wegnemen afzetten; amputatie; amputeren; wegnemen
Entfernen verwijderen; wegnemen
abfahren afvaart; afvaren; uitvaren
abreisen afvaart; afvaren; uitvaren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
abfahren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; afvaren; heengaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegrijden; wegtrekken; wegvaren
abreisen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken
aufbrechen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken gaan; heengaan; huizen kraken; kapotmaken; knakken; kraken; losbarsten; losbreken; losscheuren; moeren; mollen; omhoogkomen; opbreken; openbreken; openrijten; openrukken; openscheuren; opensperren; opstappen; opstijgen; opvliegen; rijten; vertrekken; weggaan
ausfahren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afvaren; fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitrijden; uitvaren; van wal gaan
beseitigen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afdanken; afdekken; afruimen; demonteren; ecarteren; evacueren; klusje opknappen; klussen; leegruimen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; opruimen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
deinstallieren installatie ongedaan maken; verwijderen installatie ongedaan maken
einfetten afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
einschiffen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken aan boord gaan; aan boord klimmen; inschepen; scheep gaan; verschepen
einschmieren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; insmeren; invetten; oliën; smeren; viesmaken; vuilmaken
entfernen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afdanken; afhalen; afnemen; demonteren; ecarteren; evacueren; leegruimen; meenemen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; ophalen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; weghalen; wegnemen
fetten afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren
fortbringen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken afvoeren; meedragen; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
fortfahren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken aanhouden; afreizen; afvoeren; continueren; doorgaan; een stapje verder gaan; heengaan; meedragen; verdergaan; verdwijnen; verlaten; vervolgen; voortgaan; voortzetten; wegdragen; wegreizen; wegsjouwen; wegslepen; wegtrekken; wegvoeren
fortreisen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken
fortschaffen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken aanrekenen; aanwrijven; afvoeren; berispen; beschuldigen; blameren; demonteren; evacueren; gispen; laken; leegruimen; meedragen; nadragen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegdragen; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren
losfahren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afsteken; afvaren; wegrijden; wegvaren
löschen verwijderen blussen; diskwalificeren; doven; lessen; lossen; royeren; smoren; stillen; uitblussen; uitdoven; uitladen; uitschakelen; uitsluiten
schließen verwijderen afbetalen; afgrendelen; afleiden; afrekenen; afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; bijsluiten; bijvoegen; borgen; breeuwen; deduceren; dicht maken; dichtdoen; dichtdraaien; dichten; dichtgaan; dichtknopen; dichtmaken; dichtstoppen; dichtvallen; een einde maken aan; eindigen; gaten stoppen; grendelen; insluiten; locken; op slot doen; op slot zetten; ophouden; sluiten; stoppen; toedoen; toemaken; toetrekken; toevallen; toevoegen; vereffenen; vergrendelen; verrekenen; zich sluiten
schmieren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; invetten; keutelen; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; knoeien; morsen; neerkladden; oliën; smeren; vlekken
trennen verwijderen afbreken; afscheiden; afsplitsen; afzonderen; beëindigen; delen; desintegreren; detacheren; forceren; isoleren; loskoppelen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontbinden; ontkoppelen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; opdelen; opheffen; opsplitsen; scheiden; separeren; splitsen; stukmaken; uit de war halen; uit elkaar gaan; uit elkaar halen; uit elkaar vallen; uiteengaan; uiteenhalen; uiteenvallen; uitpluizen; uitrafelen; uitsplitsen; uitvezelen; uitzoeken; van elkaar gaan; verbinding verbreken; verbreken; verbrijzelen
vertreiben afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken verdrijven; verhandelen; verjagen; verkopen; wegdrijven; wegjagen
verwerfen verwijderen afdrijven; afkeuren; afstemmen; afwijzen; verlijeren; verwerpen; wraken
wegfahren afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afreizen; afsteken; afvaren; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegrijden; wegtrekken; wegvaren
wegreisen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken
wegschaffen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken aanrekenen; aanwrijven; afvoeren; berispen; beschuldigen; blameren; demonteren; evacueren; gispen; laken; leegruimen; meedragen; nadragen; ontmantelen; ontruimen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden; wegdragen; wegmaken; wegsjouwen; wegslepen; wegvoeren; zoek maken; zoekmaken
wegtun afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegwerken
ölen afreizen; opstappen; smeren; vertrekken; verwijderen; weggaan; wegreizen; wegtrekken doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren; zalven
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
Bereinigung verwijderen

Antónimos de "verwijderen":


Definiciones relacionadas de "verwijderen":

  1. weghalen of laten verdwijnen1
    • de dokter heeft een stukje ijzer uit haar hand verwijderd1

Wiktionary: verwijderen

verwijderen
verb
  1. weghalen
  2. zich verwijderen
  3. de ingewanden van een vis of pluimvee verwijderen
verwijderen
Cross Translation:
FromToVia
verwijderen entfernen distance — move away
verwijderen entfernen remove — to take away
verwijderen entfernen éloigner — Écarter une chose ou une personne d’une autre. (Sens général).
verwijderen abräumen; fortnehmen; entziehen; wegnehmen; bergen; suspendieren; zurücklegen; abschaffen; beseitigen; entfernen; fortschaffen; wegbringen ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.

Traducciones automáticas externas: