Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. afknijpen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afknijpen de neerlandés a inglés

afknijpen:

afknijpen verbo (knijp af, knijpt af, kneep af, knepen af, afgeknepen)

  1. afknijpen (afknellen; afklemmen)
    to pinch off
    • pinch off verbo (pinches off, pinched off, pinching off)

Conjugaciones de afknijpen:

o.t.t.
  1. knijp af
  2. knijpt af
  3. knijpt af
  4. knijpen af
  5. knijpen af
  6. knijpen af
o.v.t.
  1. kneep af
  2. kneep af
  3. kneep af
  4. knepen af
  5. knepen af
  6. knepen af
v.t.t.
  1. heb afgeknepen
  2. hebt afgeknepen
  3. heeft afgeknepen
  4. hebben afgeknepen
  5. hebben afgeknepen
  6. hebben afgeknepen
v.v.t.
  1. had afgeknepen
  2. had afgeknepen
  3. had afgeknepen
  4. hadden afgeknepen
  5. hadden afgeknepen
  6. hadden afgeknepen
o.t.t.t.
  1. zal afknijpen
  2. zult afknijpen
  3. zal afknijpen
  4. zullen afknijpen
  5. zullen afknijpen
  6. zullen afknijpen
o.v.t.t.
  1. zou afknijpen
  2. zou afknijpen
  3. zou afknijpen
  4. zouden afknijpen
  5. zouden afknijpen
  6. zouden afknijpen
diversen
  1. knijp af!
  2. knijpt af!
  3. afgeknepen
  4. afknijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afknijpen [znw.] sustantivo

  1. afknijpen (afklemmen)
    the pinching off

Translation Matrix for afknijpen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
pinching off afklemmen; afknijpen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
pinch off afklemmen; afknellen; afknijpen