Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. huiselijkheid:
  2. huiselijk:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de huiselijkheid de neerlandés a inglés

huiselijkheid:

huiselijkheid [de ~ (v)] sustantivo

  1. de huiselijkheid
    the domesticity; the homeliness

Translation Matrix for huiselijkheid:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
domesticity huiselijkheid familieleven; gezinsleven
homeliness huiselijkheid

Palabras relacionadas con "huiselijkheid":


huiselijk:

huiselijk adj.

  1. huiselijk (knus; gezellig; knusjes)
    cosy; snugly; cosily; snug; cozily; cozy

Translation Matrix for huiselijk:

AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
cosy gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; gezellig; knus; onderhoudend; plezierig; sfeervol; sociabel
cozy gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; gezellig; knus; onderhoudend; plezierig; sfeervol; sociabel
snug gezellig; huiselijk; knus; knusjes aangenaam; behaaglijk; knus
AdverbTraducciones relacionadasOther Translations
cosily gezellig; huiselijk; knus; knusjes
cozily gezellig; huiselijk; knus; knusjes
snugly gezellig; huiselijk; knus; knusjes

Palabras relacionadas con "huiselijk":

  • huiselijkheid, huiselijker, huiselijkere, huiselijkst, huiselijkste, huiselijke

Wiktionary: huiselijk


Cross Translation:
FromToVia
huiselijk domestic; home; household domestique — Qui est de la maison