Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. naturaliseren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de naturaliseren de neerlandés a inglés

naturaliseren:

naturaliseren verbo (naturaliseer, naturaliseert, naturaliseerde, naturaliseerden, genaturaliseerd)

  1. naturaliseren
    to naturalize; to naturalise

Conjugaciones de naturaliseren:

o.t.t.
  1. naturaliseer
  2. naturaliseert
  3. naturaliseert
  4. naturaliseren
  5. naturaliseren
  6. naturaliseren
o.v.t.
  1. naturaliseerde
  2. naturaliseerde
  3. naturaliseerde
  4. naturaliseerden
  5. naturaliseerden
  6. naturaliseerden
v.t.t.
  1. ben genaturaliseerd
  2. bent genaturaliseerd
  3. is genaturaliseerd
  4. zijn genaturaliseerd
  5. zijn genaturaliseerd
  6. zijn genaturaliseerd
v.v.t.
  1. was genaturaliseerd
  2. was genaturaliseerd
  3. was genaturaliseerd
  4. waren genaturaliseerd
  5. waren genaturaliseerd
  6. waren genaturaliseerd
o.t.t.t.
  1. zal naturaliseren
  2. zult naturaliseren
  3. zal naturaliseren
  4. zullen naturaliseren
  5. zullen naturaliseren
  6. zullen naturaliseren
o.v.t.t.
  1. zou naturaliseren
  2. zou naturaliseren
  3. zou naturaliseren
  4. zouden naturaliseren
  5. zouden naturaliseren
  6. zouden naturaliseren
en verder
  1. heb genaturaliseerd
  2. hebt genaturaliseerd
  3. heeft genaturaliseerd
  4. hebben genaturaliseerd
  5. hebben genaturaliseerd
  6. hebben genaturaliseerd
diversen
  1. naturaliseer!
  2. naturaliseert!
  3. genaturaliseerd
  4. naturaliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naturaliseren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
naturalise naturaliseren gewend raken; inburgeren
naturalize naturaliseren gewend raken; inburgeren