Resumen
Neerlandés a inglés:   más información...
  1. uitwas:
  2. uitwassen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de uitwas de neerlandés a inglés

uitwas:

uitwas [de ~ (m)] sustantivo

  1. de uitwas (buitensporigheid; exces; uitspatting; buitenissigheid)
    the excess; the excrescence

Translation Matrix for uitwas:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
excess buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas bandeloosheid; buitensporigheid; exces; grenzeloosheid; losbandigheid; mateloosheid; overdaad; overvloed; uitspatting; zedeloosheid
excrescence buitenissigheid; buitensporigheid; exces; uitspatting; uitwas
AdjectiveTraducciones relacionadasOther Translations
excess overtollig

Wiktionary: uitwas

uitwas
noun
  1. Something, usually abnormal, which grows out of something else
  2. an exuberant growth

Cross Translation:
FromToVia
uitwas excess; difference; cornucopia; superabundance; surfeit; to excess excès — Ce qui est en trop.

uitwas forma de uitwassen:

uitwassen verbo (was uit, wast uit, waste uit, wasten uit, uitgewassen)

  1. uitwassen (wassen)
    to wash; to rinse out; to clean; to flush away; to purify
    • wash verbo (washes, washed, washing)
    • rinse out verbo (rinses out, rinsed out, rinsing out)
    • clean verbo (cleans, cleaned, cleaning)
    • flush away verbo (flushes away, flushed away, flushing away)
    • purify verbo (purifies, purified, purifying)
  2. uitwassen
    to outgrow; to wash out; to grow into; to swab out
    • outgrow verbo (outgrows, outgrew, outgrowing)
    • wash out verbo (washes out, washed out, washing out)
    • grow into verbo (grows into, grew into, growing into)
    • swab out verbo (swabs out, swabbed out, swabbing out)

Conjugaciones de uitwassen:

o.t.t.
  1. was uit
  2. wast uit
  3. wast uit
  4. wassen uit
  5. wassen uit
  6. wassen uit
o.v.t.
  1. waste uit
  2. waste uit
  3. waste uit
  4. wasten uit
  5. wasten uit
  6. wasten uit
v.t.t.
  1. heb uitgewassen
  2. hebt uitgewassen
  3. heeft uitgewassen
  4. hebben uitgewassen
  5. hebben uitgewassen
  6. hebben uitgewassen
v.v.t.
  1. had uitgewassen
  2. had uitgewassen
  3. had uitgewassen
  4. hadden uitgewassen
  5. hadden uitgewassen
  6. hadden uitgewassen
o.t.t.t.
  1. zal uitwassen
  2. zult uitwassen
  3. zal uitwassen
  4. zullen uitwassen
  5. zullen uitwassen
  6. zullen uitwassen
o.v.t.t.
  1. zou uitwassen
  2. zou uitwassen
  3. zou uitwassen
  4. zouden uitwassen
  5. zouden uitwassen
  6. zouden uitwassen
en verder
  1. ben uitgewassen
  2. bent uitgewassen
  3. is uitgewassen
  4. zijn uitgewassen
  5. zijn uitgewassen
  6. zijn uitgewassen
diversen
  1. was uit!
  2. wast uit!
  3. uitgewassen
  4. uitwassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitwassen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
wash golfslag; kielwater; kielzog; omslaan van golven
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
clean uitwassen; wassen bergen; opruimen; reinigen; schonen; schoonmaken; schoonpoetsen; zemen; zuiveren
flush away uitwassen; wassen
grow into uitwassen ingroeien; ontgroeien
outgrow uitwassen ontgroeien
purify uitwassen; wassen in zedelijk opzicht zuiveren; klaren; kuisen; louteren; reinigen
rinse out uitwassen; wassen omspoelen; omspoelen met water; uitspoelen
swab out uitwassen
wash uitwassen; wassen afspoelen; omspoelen met water; reinigen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitspoelen; zuiveren
wash out uitwassen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
clean deugdzaam; eerzaam; gewoonweg; gladweg; hygienisch; kuis; net; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; rein; ronduit; schoon; zedig; zindelijk; zuiver

Wiktionary: uitwassen


Cross Translation:
FromToVia
uitwassen wash; launder lavernettoyer avec de l’eau, pure ou additionnée de savon ou de lessive, ou, avec tout autre liquide.