Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. brabbelen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de brabbelen de neerlandés a español

brabbelen:

brabbelen verbo (brabbel, brabbelt, brabbelde, brabbelden, gebrabbeld)

  1. brabbelen (krompraten)

Conjugaciones de brabbelen:

o.t.t.
  1. brabbel
  2. brabbelt
  3. brabbelt
  4. brabbelen
  5. brabbelen
  6. brabbelen
o.v.t.
  1. brabbelde
  2. brabbelde
  3. brabbelde
  4. brabbelden
  5. brabbelden
  6. brabbelden
v.t.t.
  1. heb gebrabbeld
  2. hebt gebrabbeld
  3. heeft gebrabbeld
  4. hebben gebrabbeld
  5. hebben gebrabbeld
  6. hebben gebrabbeld
v.v.t.
  1. had gebrabbeld
  2. had gebrabbeld
  3. had gebrabbeld
  4. hadden gebrabbeld
  5. hadden gebrabbeld
  6. hadden gebrabbeld
o.t.t.t.
  1. zal brabbelen
  2. zult brabbelen
  3. zal brabbelen
  4. zullen brabbelen
  5. zullen brabbelen
  6. zullen brabbelen
o.v.t.t.
  1. zou brabbelen
  2. zou brabbelen
  3. zou brabbelen
  4. zouden brabbelen
  5. zouden brabbelen
  6. zouden brabbelen
diversen
  1. brabbel!
  2. brabbelt!
  3. gebrabbeld
  4. brabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for brabbelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
chapurrear brabbelen; krompraten mompelen; murmelen; murmeren

Wiktionary: brabbelen


Cross Translation:
FromToVia
brabbelen jerigonza babble — inarticulate speech
brabbelen mascullar babble — to utter words indistinctly