Resumen
Neerlandés a español:   más información...
  1. gekruist:
  2. kruisen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de gekruist de neerlandés a español

gekruist:

gekruist adj.

  1. gekruist

Translation Matrix for gekruist:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
cruzado kruisridder; kruisvaarder; pelgrim
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
cruzado gekruist

gekruist forma de kruisen:

kruisen verbo (kruis, kruist, kruiste, kruisten, gekruist)

  1. kruisen (een kruis slaan)
  2. kruisen (tegen de wind in varen; laveren)

Conjugaciones de kruisen:

o.t.t.
  1. kruis
  2. kruist
  3. kruist
  4. kruisen
  5. kruisen
  6. kruisen
o.v.t.
  1. kruiste
  2. kruiste
  3. kruiste
  4. kruisten
  5. kruisten
  6. kruisten
v.t.t.
  1. heb gekruist
  2. hebt gekruist
  3. heeft gekruist
  4. hebben gekruist
  5. hebben gekruist
  6. hebben gekruist
v.v.t.
  1. had gekruist
  2. had gekruist
  3. had gekruist
  4. hadden gekruist
  5. hadden gekruist
  6. hadden gekruist
o.t.t.t.
  1. zal kruisen
  2. zult kruisen
  3. zal kruisen
  4. zullen kruisen
  5. zullen kruisen
  6. zullen kruisen
o.v.t.t.
  1. zou kruisen
  2. zou kruisen
  3. zou kruisen
  4. zouden kruisen
  5. zouden kruisen
  6. zouden kruisen
en verder
  1. ben gekruist
  2. bent gekruist
  3. is gekruist
  4. zijn gekruist
  5. zijn gekruist
  6. zijn gekruist
diversen
  1. kruis!
  2. kruist!
  3. gekruist
  4. kruisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruisen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
bordear laveren
cruzar overlopen; oversteken
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bordear kruisen; laveren; tegen de wind in varen afzetten; koers zetten naar; koersen naar; omranden; opkruisen; oplaveren
crucificar een kruis slaan; kruisen kruisigen; opkruisen; oplaveren
cruzar een kruis slaan; kruisen doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; dwars oversteken; in tweeën houwen; keperen; klieven; kloven; opkruisen; oplaveren; overgaan; oversteken
navegar kruisen; laveren; tegen de wind in varen bevaren; koers zetten naar; koersen naar; navigeren; opkruisen; oplaveren; stevenen; varen; zeilen

Palabras relacionadas con "kruisen":


Wiktionary: kruisen


Cross Translation:
FromToVia
kruisen cruzar cross — travel in a direction or path that will intersect with that another
kruisen mestizar; cruzar kreuzenBiologie: Tiere oder Pflanzen verschiedener Art, Rasse, Gattung oder Sorte zur Paarung bzw. geschlechtlichen Vereinigung bringen