Neerlandés

Traducciones detalladas de stap de neerlandés a español

stap:

stap [de ~ (m)] sustantivo

  1. de stap (schrede; pas)
    el paso; el pase; la pisada
    • paso [el ~] sustantivo
    • pase [el ~] sustantivo
    • pisada [la ~] sustantivo

Translation Matrix for stap:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
pase pas; schrede; stap autorisatie; bergpas; fiat; geleidebiljet; licentie; machtiging; pas; pasje; toestemming; vergunning; volmacht; vrijbrief
paso pas; schrede; stap afstand; baan; baanvak; bergpas; buitenweg; deur; doorgang; doorloop; doorreis; doortocht; doorvaart; draf; dreef; etappe; gang; gang van een paard; gangpad; geul; landweg; paadje; pad; pas; pasje; passage; portiek; ronde; route; tekenbreedte; toelating; tournee; traject; tred; trekpad; vaargeul; voetstap; weg
pisada pas; schrede; stap buitenweg; dreef; landweg; paadje; pad; trekpad; voetspoor; voetstap
- pas

Palabras relacionadas con "stap":

  • stappen, stapje, stapjes, stapjes

Sinónimos de "stap":


Definiciones relacionadas de "stap":

  1. keer dat je je ene voet voor je andere zet1
    • hij deed een stap naar voren1

Wiktionary: stap


Cross Translation:
FromToVia
stap paso; no pas — Le mouvement que fait une personne ou un animal mettre un pied devant l’autre pour marcher.
stap petición; solicitud; requerimiento; gestión diplomática requête — Demande écrite ou verbale (sens générale)

stappen:

stappen verbo (stap, stapt, stapte, stapten, gestapt)

  1. stappen (de hort op gaan; uitgaan)
  2. stappen (zich voortbewegen; gaan; lopen)
    ir; andar; mover; mover adelante; correr

Conjugaciones de stappen:

o.t.t.
  1. stap
  2. stapt
  3. stapt
  4. stappen
  5. stappen
  6. stappen
o.v.t.
  1. stapte
  2. stapte
  3. stapte
  4. stapten
  5. stapten
  6. stapten
v.t.t.
  1. heb gestapt
  2. hebt gestapt
  3. heeft gestapt
  4. hebben gestapt
  5. hebben gestapt
  6. hebben gestapt
v.v.t.
  1. had gestapt
  2. had gestapt
  3. had gestapt
  4. hadden gestapt
  5. hadden gestapt
  6. hadden gestapt
o.t.t.t.
  1. zal stappen
  2. zult stappen
  3. zal stappen
  4. zullen stappen
  5. zullen stappen
  6. zullen stappen
o.v.t.t.
  1. zou stappen
  2. zou stappen
  3. zou stappen
  4. zouden stappen
  5. zouden stappen
  6. zouden stappen
en verder
  1. ben gestapt
  2. bent gestapt
  3. is gestapt
  4. zijn gestapt
  5. zijn gestapt
  6. zijn gestapt
diversen
  1. stap!
  2. stapt!
  3. gestapt
  4. stappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stappen [de ~] sustantivo, plural

  1. de stappen (voetstappen; treden; passen; schreden)
    el pasos
    • pasos [el ~] sustantivo

Translation Matrix for stappen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
andar geloop; lopen
correr hardlopen; hollen; rennen; snellen; zich snel voortbewegen
pasos passen; schreden; stappen; treden; voetstappen doorgangen; doortochten; overgangen; overtochten
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
andar de hort op gaan; gaan; lopen; stappen; uitgaan; zich voortbewegen
correr gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen aantrekken; afdruipen; dichttrekken; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; hardlopen; hardrijden; jachten; jakkeren; lopen; opdrijven; ophitsen; opjagen; rennen; reppen; sijpelen; sjezen; snel gaan; snellen; spoeden; stromen; uitdruppelen; vlieden; vloeien; vluchten; voortjagen; wegdringen; wegdrukken; wegduwen; wegschuiven; wegvluchten
dar pasos de hort op gaan; stappen; uitgaan
estar de juerga de hort op gaan; stappen; uitgaan aan de zwier gaan; boemelen
ir gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen erbij passen; gaan; zich begeven
ir al paso de hort op gaan; stappen; uitgaan stapvoets gaan
mover gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; duwen; iets verplaatsen; leggen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; wriggelen; wrikken; zetten; zich verplaatsen
mover adelante gaan; lopen; stappen; zich voortbewegen
salir de hort op gaan; stappen; uitgaan afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de plaat poetsen; deugen; eruit gaan; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Palabras relacionadas con "stappen":


Definiciones relacionadas de "stappen":

  1. telkens je ene voet voor de andere zetten1
    • hij stapte door de deur naar buiten1
  2. uitgaan naar cafés1
    • we gaan vanavond lekker stappen1

Wiktionary: stappen


Cross Translation:
FromToVia
stappen descender get off(transitive) To disembark from
stappen caminar; andar walk — move on the feet

Traducciones relacionadas de stap