Resumen
Neerlandés a francés:   más información...
  1. getrouwd:
  2. trouwen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de getrouwd de neerlandés a francés

getrouwd:

getrouwd adj.

  1. getrouwd (gehuwd)
    marié

Translation Matrix for getrouwd:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
marié gehuwd; getrouwd

Sinónimos de "getrouwd":


Definiciones relacionadas de "getrouwd":

  1. wie met iemand anders een huwelijk heeft gesloten1
    • zij zijn getrouwd, dus de kinderen heten naar de vader1

Wiktionary: getrouwd

getrouwd
verb
  1. voltooid deelwoord van trouwen

Cross Translation:
FromToVia
getrouwd épousé; marié married — In a state of marriage; having a wife or a husband

trouwen:

trouwen verbo (trouw, trouwt, trouwde, trouwden, getrouwd)

  1. trouwen (in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen)
    se marier; marier; épouser
    • se marier verbo
    • marier verbo (marie, maries, marions, mariez, )
    • épouser verbo (épouse, épouses, épousons, épousez, )

Conjugaciones de trouwen:

o.t.t.
  1. trouw
  2. trouwt
  3. trouwt
  4. trouwen
  5. trouwen
  6. trouwen
o.v.t.
  1. trouwde
  2. trouwde
  3. trouwde
  4. trouwden
  5. trouwden
  6. trouwden
v.t.t.
  1. ben getrouwd
  2. bent getrouwd
  3. is getrouwd
  4. zijn getrouwd
  5. zijn getrouwd
  6. zijn getrouwd
v.v.t.
  1. was getrouwd
  2. was getrouwd
  3. was getrouwd
  4. waren getrouwd
  5. waren getrouwd
  6. waren getrouwd
o.t.t.t.
  1. zal trouwen
  2. zult trouwen
  3. zal trouwen
  4. zullen trouwen
  5. zullen trouwen
  6. zullen trouwen
o.v.t.t.
  1. zou trouwen
  2. zou trouwen
  3. zou trouwen
  4. zouden trouwen
  5. zouden trouwen
  6. zouden trouwen
diversen
  1. trouw!
  2. trouwt!
  3. getrouwd
  4. trouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for trouwen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
marier huwen; in het huwelijk treden; trouwen; zich in de echt verbinden ten huwelijk geven; uithuwelijken; uithuwen; wegschenken
se marier huwen; in het huwelijk treden; trouwen; zich in de echt verbinden
épouser huwen; in het huwelijk treden; trouwen; zich in de echt verbinden

Palabras relacionadas con "trouwen":


Sinónimos de "trouwen":


Antónimos de "trouwen":


Definiciones relacionadas de "trouwen":

  1. iemand tot je wettige echtgenoot nemen1
    • hij trouwde met haar in de kerk1

Wiktionary: trouwen

trouwen
verb
  1. het aangaan van een officiële verplichting tussen twee personen om voor elkaar te zorgen
trouwen
verb
  1. Unir un homme et une femme (sens général)
  2. prendre en mariage (1)

Cross Translation:
FromToVia
trouwen épouser espouse — become married to
trouwen se marier; marier marry — to take a husband or wife
trouwen se marier; épouser marry — to be joined in marriage
trouwen épouser; marier marry — to unite in wedlock