Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. kiften:


Neerlandés

Sinónimos detallados de kiften en neerlandés

kiften:

kiften verbo (kift, kiftte, kiftten, gekift)

  1. kiften
    ruziën; ruzie maken; twisten; krakelen; kiften; kijven
    • ruziën verbo (ruzie, ruziet, ruziede, ruzieden, geruzied)
    • ruzie maken verbo (maak ruzie, maakt ruzie, maakte ruzie, maakten ruzie, ruzie gemaakt)
    • twisten verbo (twist, twistte, twistten, getwist)
    • krakelen verbo
    • kiften verbo (kift, kiftte, kiftten, gekift)
    • kijven verbo (kijf, kijft, keef, keven, gekeven)
  2. kiften
    kibbelen; kiften
    • kibbelen verbo (kibbel, kibbelt, kibbelde, kibbelden, gekibbeld)
    • kiften verbo (kift, kiftte, kiftten, gekift)

Conjugaciones de kiften:

o.t.t.
  1. kift
  2. kift
  3. kift
  4. kiften
  5. kiften
  6. kiften
o.v.t.
  1. kiftte
  2. kiftte
  3. kiftte
  4. kiftten
  5. kiftten
  6. kiftten
v.t.t.
  1. heb gekift
  2. hebt gekift
  3. heeft gekift
  4. hebben gekift
  5. hebben gekift
  6. hebben gekift
v.v.t.
  1. had gekift
  2. had gekift
  3. had gekift
  4. hadden gekift
  5. hadden gekift
  6. hadden gekift
o.t.t.t.
  1. zal kiften
  2. zult kiften
  3. zal kiften
  4. zullen kiften
  5. zullen kiften
  6. zullen kiften
o.v.t.t.
  1. zou kiften
  2. zou kiften
  3. zou kiften
  4. zouden kiften
  5. zouden kiften
  6. zouden kiften
diversen
  1. kift!
  2. kift!
  3. gekift
  4. kiftend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze