Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. slaan op:
  2. opslaan:


Neerlandés

Sinónimos detallados de slaan op en neerlandés

slaan op:

slaan op verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, geslagen op)

  1. slaan op
    betreffen; aangaan; slaan op
    • betreffen verbo (betref, betreft, betrof, betroffen, betroffen)
    • aangaan verbo (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
    • slaan op verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, geslagen op)

Conjugaciones de slaan op:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb geslagen op
  2. hebt geslagen op
  3. heeft geslagen op
  4. hebben geslagen op
  5. hebben geslagen op
  6. hebben geslagen op
v.v.t.
  1. had geslagen op
  2. had geslagen op
  3. had geslagen op
  4. hadden geslagen op
  5. hadden geslagen op
  6. hadden geslagen op
o.t.t.t.
  1. zal slaan op
  2. zult slaan op
  3. zal slaan op
  4. zullen slaan op
  5. zullen slaan op
  6. zullen slaan op
o.v.t.t.
  1. zou slaan op
  2. zou slaan op
  3. zou slaan op
  4. zouden slaan op
  5. zouden slaan op
  6. zouden slaan op
en verder
  1. ben geslagen op
  2. bent geslagen op
  3. is geslagen op
  4. zijn geslagen op
  5. zijn geslagen op
  6. zijn geslagen op
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. geslagen op
  4. slaand op
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opslaan:

opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)

  1. opslaan
    opslaan; bewaren; deponeren
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • bewaren verbo (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
    • deponeren verbo (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  2. opslaan
    archiveren; opslaan; opbergen; bewaren
    • archiveren verbo (archiveer, archiveert, archiveerde, archiveerden, gearchiveerd)
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
    • opbergen verbo (berg op, bergt op, borg op, borgen op, opgeborgen)
    • bewaren verbo (bewaar, bewaart, bewaarde, bewaarden, bewaard)
  3. opslaan
    onthouden; opnemen; opslaan
    • onthouden verbo (onthoud, onthoudt, onthield, onthielden, onthouden)
    • opnemen verbo (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)
  4. opslaan
    opslaan
    • opslaan verbo (sla op, slaat op, sloeg op, sloegen op, opgeslagen)

Conjugaciones de opslaan:

o.t.t.
  1. sla op
  2. slaat op
  3. slaat op
  4. slaan op
  5. slaan op
  6. slaan op
o.v.t.
  1. sloeg op
  2. sloeg op
  3. sloeg op
  4. sloegen op
  5. sloegen op
  6. sloegen op
v.t.t.
  1. heb opgeslagen
  2. hebt opgeslagen
  3. heeft opgeslagen
  4. hebben opgeslagen
  5. hebben opgeslagen
  6. hebben opgeslagen
v.v.t.
  1. had opgeslagen
  2. had opgeslagen
  3. had opgeslagen
  4. hadden opgeslagen
  5. hadden opgeslagen
  6. hadden opgeslagen
o.t.t.t.
  1. zal opslaan
  2. zult opslaan
  3. zal opslaan
  4. zullen opslaan
  5. zullen opslaan
  6. zullen opslaan
o.v.t.t.
  1. zou opslaan
  2. zou opslaan
  3. zou opslaan
  4. zouden opslaan
  5. zouden opslaan
  6. zouden opslaan
en verder
  1. ben opgeslagen
  2. bent opgeslagen
  3. is opgeslagen
  4. zijn opgeslagen
  5. zijn opgeslagen
  6. zijn opgeslagen
diversen
  1. sla op!
  2. slat op!
  3. opgeslagen
  4. opslaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de slaan op