Neerlandés

Sinónimos detallados de streek uithalen en neerlandés

streek uithalen:

streek uithalen verbo (haal streek uit, haalt streek uit, haalde streek uit, haalden streek uit, streek uitgehaald)

  1. streek uithalen
    een poets bakken; dollen; streek uithalen; gekscheren; schertsen; grappen; malligheid uithalen; gekheid uithalen
    • een poets bakken verbo (bak een poets, bakt een poets, bakte een poets, bakten een poets, een poets gebakken)
    • dollen verbo (dol, dolt, dolde, dolden, gedold)
    • streek uithalen verbo (haal streek uit, haalt streek uit, haalde streek uit, haalden streek uit, streek uitgehaald)
    • gekscheren verbo (gekscheer, gekscheert, gekscheerde, gekscheerden, gegekscheerd)
    • schertsen verbo (scherts, schertst, schertste, schertsten, geschertst)
    • grappen verbo (grap, grapt, grapte, grapten, gegrapt)
    • malligheid uithalen verbo (haal malligheid uit, haalt malligheid uit, haalde malligheid uit, haalden malligheid uit, malligheid uitgehaald)
    • gekheid uithalen verbo (haal gekheid uit, haalt gekheid uit, haalde gekheid uit, haalden gekheid uit, gekheid uitgehaald)

Conjugaciones de streek uithalen:

o.t.t.
  1. haal streek uit
  2. haalt streek uit
  3. haalt streek uit
  4. halen streek uit
  5. halen streek uit
  6. halen streek uit
o.v.t.
  1. haalde streek uit
  2. haalde streek uit
  3. haalde streek uit
  4. haalden streek uit
  5. haalden streek uit
  6. haalden streek uit
v.t.t.
  1. heb streek uitgehaald
  2. hebt streek uitgehaald
  3. heeft streek uitgehaald
  4. hebben streek uitgehaald
  5. hebben streek uitgehaald
  6. hebben streek uitgehaald
v.v.t.
  1. had streek uitgehaald
  2. had streek uitgehaald
  3. had streek uitgehaald
  4. hadden streek uitgehaald
  5. hadden streek uitgehaald
  6. hadden streek uitgehaald
o.t.t.t.
  1. zal streek uithalen
  2. zult streek uithalen
  3. zal streek uithalen
  4. zullen streek uithalen
  5. zullen streek uithalen
  6. zullen streek uithalen
o.v.t.t.
  1. zou streek uithalen
  2. zou streek uithalen
  3. zou streek uithalen
  4. zouden streek uithalen
  5. zouden streek uithalen
  6. zouden streek uithalen
en verder
  1. ben streek uitgehaald
  2. bent streek uitgehaald
  3. is streek uitgehaald
  4. zijn streek uitgehaald
  5. zijn streek uitgehaald
  6. zijn streek uitgehaald
diversen
  1. haal streek uit!
  2. haalt streek uit!
  3. streek uitgehaald
  4. streek uithalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de streek uithalen