Resumen
Sinónimos en neerlandés:   más información...
  1. vast beloven:


Neerlandés

Sinónimos detallados de vast beloven en neerlandés

vast beloven:

vast beloven verbo (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)

  1. vast beloven
    garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven
    • garanderen verbo (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)
    • verzekeren verbo (verzeker, verzekert, verzekerde, verzekerden, verzekerd)
    • waarborgen verbo (waarborg, waarborgt, waarborgde, waarborgden, gewaarborgd)
    • instaan voor verbo (sta in voor, staat in voor, stond in voor, stonden in voor, ingestaan voor)
    • vast beloven verbo (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)

Conjugaciones de vast beloven:

o.t.t.
  1. beloof vast
  2. belooft vast
  3. belooft vast
  4. beloven vast
  5. beloven vast
  6. beloven vast
o.v.t.
  1. beloofde vast
  2. beloofde vast
  3. beloofde vast
  4. beloofden vast
  5. beloofden vast
  6. beloofden vast
v.t.t.
  1. heb vast beloofd
  2. hebt vast beloofd
  3. heeft vast beloofd
  4. hebben vast beloofd
  5. hebben vast beloofd
  6. hebben vast beloofd
v.v.t.
  1. had vast beloofd
  2. had vast beloofd
  3. had vast beloofd
  4. hadden vast beloofd
  5. hadden vast beloofd
  6. hadden vast beloofd
o.t.t.t.
  1. zal vast beloven
  2. zult vast beloven
  3. zal vast beloven
  4. zullen vast beloven
  5. zullen vast beloven
  6. zullen vast beloven
o.v.t.t.
  1. zou vast beloven
  2. zou vast beloven
  3. zou vast beloven
  4. zouden vast beloven
  5. zouden vast beloven
  6. zouden vast beloven
en verder
  1. ben vast beloofd
  2. bent vast beloofd
  3. is vast beloofd
  4. zijn vast beloofd
  5. zijn vast beloofd
  6. zijn vast beloofd
diversen
  1. beloof vast!
  2. belooft vast!
  3. vast beloofd
  4. vast belovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Sinónimos relacionados de vast beloven