Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. aanspoelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de aanspoelen de neerlandés a sueco

aanspoelen:

aanspoelen verbo (spoel aan, spoelt aan, spoelde aan, spoelden aan, aangespoeld)

  1. aanspoelen (aandrijven)
    ilandspola
    • ilandspola verbo (ilandspolar, ilandspolade, ilandspolat)

Conjugaciones de aanspoelen:

o.t.t.
  1. spoel aan
  2. spoelt aan
  3. spoelt aan
  4. spoelen aan
  5. spoelen aan
  6. spoelen aan
o.v.t.
  1. spoelde aan
  2. spoelde aan
  3. spoelde aan
  4. spoelden aan
  5. spoelden aan
  6. spoelden aan
v.t.t.
  1. ben aangespoeld
  2. bent aangespoeld
  3. is aangespoeld
  4. zijn aangespoeld
  5. zijn aangespoeld
  6. zijn aangespoeld
v.v.t.
  1. was aangespoeld
  2. was aangespoeld
  3. was aangespoeld
  4. waren aangespoeld
  5. waren aangespoeld
  6. waren aangespoeld
o.t.t.t.
  1. zal aanspoelen
  2. zult aanspoelen
  3. zal aanspoelen
  4. zullen aanspoelen
  5. zullen aanspoelen
  6. zullen aanspoelen
o.v.t.t.
  1. zou aanspoelen
  2. zou aanspoelen
  3. zou aanspoelen
  4. zouden aanspoelen
  5. zouden aanspoelen
  6. zouden aanspoelen
diversen
  1. spoel aan!
  2. spoelt aan!
  3. aangespoeld
  4. aanspoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanspoelen [znw.] sustantivo

  1. aanspoelen (aandrijven; stranden)

Translation Matrix for aanspoelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
spola i land aandrijven; aanspoelen; stranden
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
ilandspola aandrijven; aanspoelen

Traducciones automáticas externas: