Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. accorderen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de accorderen de neerlandés a sueco

accorderen:

accorderen [znw.] sustantivo

  1. accorderen (afspreken)

accorderen verbo (accordeer, accordeert, accordeerde, accordeerden, geaccordeerd)

  1. accorderen (overeenkomen; afspreken)
    överenskomma
    • överenskomma verbo (överenskommer, överenskomm, överenskommit)

Conjugaciones de accorderen:

o.t.t.
  1. accordeer
  2. accordeert
  3. accordeert
  4. accorderen
  5. accorderen
  6. accorderen
o.v.t.
  1. accordeerde
  2. accordeerde
  3. accordeerde
  4. accordeerden
  5. accordeerden
  6. accordeerden
v.t.t.
  1. heb geaccordeerd
  2. hebt geaccordeerd
  3. heeft geaccordeerd
  4. hebben geaccordeerd
  5. hebben geaccordeerd
  6. hebben geaccordeerd
v.v.t.
  1. had geaccordeerd
  2. had geaccordeerd
  3. had geaccordeerd
  4. hadden geaccordeerd
  5. hadden geaccordeerd
  6. hadden geaccordeerd
o.t.t.t.
  1. zal accorderen
  2. zult accorderen
  3. zal accorderen
  4. zullen accorderen
  5. zullen accorderen
  6. zullen accorderen
o.v.t.t.
  1. zou accorderen
  2. zou accorderen
  3. zou accorderen
  4. zouden accorderen
  5. zouden accorderen
  6. zouden accorderen
diversen
  1. accordeer!
  2. accordeert!
  3. geaccordeerd
  4. accorderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for accorderen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
överenskommande accorderen; afspreken; overeenstemmen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
överenskomma accorderen; afspreken; overeenkomen eens worden; overeenkomen; overeenstemmen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
överenskommande bevestigend; overeenstemmend