Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de afbedelen de neerlandés a sueco

afbedelen:

afbedelen verbo (bedel af, bedelt af, bedelde af, bedelden af, afgebedeld)

  1. afbedelen
    tigga; snylta
    • tigga verbo (tigger, tiggde, tiggt)
    • snylta verbo (snyltar, snyltade, snyltat)

Conjugaciones de afbedelen:

o.t.t.
  1. bedel af
  2. bedelt af
  3. bedelt af
  4. bedelen af
  5. bedelen af
  6. bedelen af
o.v.t.
  1. bedelde af
  2. bedelde af
  3. bedelde af
  4. bedelden af
  5. bedelden af
  6. bedelden af
v.t.t.
  1. heb afgebedeld
  2. hebt afgebedeld
  3. heeft afgebedeld
  4. hebben afgebedeld
  5. hebben afgebedeld
  6. hebben afgebedeld
v.v.t.
  1. had afgebedeld
  2. had afgebedeld
  3. had afgebedeld
  4. hadden afgebedeld
  5. hadden afgebedeld
  6. hadden afgebedeld
o.t.t.t.
  1. zal afbedelen
  2. zult afbedelen
  3. zal afbedelen
  4. zullen afbedelen
  5. zullen afbedelen
  6. zullen afbedelen
o.v.t.t.
  1. zou afbedelen
  2. zou afbedelen
  3. zou afbedelen
  4. zouden afbedelen
  5. zouden afbedelen
  6. zouden afbedelen
diversen
  1. bedel af!
  2. bedelt af!
  3. afgebedeld
  4. afbedelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afbedelen [znw.] sustantivo

  1. afbedelen (aftroggelen; afsmeken)

Translation Matrix for afbedelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
något man får genom att tigga afbedelen; afsmeken; aftroggelen
snyltsak afbedelen; afsmeken; aftroggelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
snylta afbedelen baggeren
tigga afbedelen bedelen; bidden; schooien; smeken; verzoeken; vragen