Neerlandés

Traducciones detalladas de afbeulen de neerlandés a sueco

afbeulen:

afbeulen verbo (beul af, beult af, beulde af, beulden af, afgebeuld)

  1. afbeulen (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    slava; träla; arbeta som en slav; slita och släpa
    • slava verbo (slavar, slavade, slavat)
    • träla verbo (trälar, trälade, trälat)
    • arbeta som en slav verbo (arbetar som en slav, arbetade som en slav, arbetat som en slav)
    • slita och släpa verbo (sliter och släpa, slet och släpa, slitit och släpa)
  2. afbeulen (hard werken; half dood werken; kapotwerken; )
    jobba natt och dag; arbeta hårt; jobba ihjäl sig
    • jobba natt och dag verbo (jobbar natt och dag, jobbade natt och dag, jobbat natt och dag)
    • arbeta hårt verbo (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
    • jobba ihjäl sig verbo (jobbar ihjäl sig, jobbade ihjäl sig, jobbat ihjäl sig)

Conjugaciones de afbeulen:

o.t.t.
  1. beul af
  2. beult af
  3. beult af
  4. beulen af
  5. beulen af
  6. beulen af
o.v.t.
  1. beulde af
  2. beulde af
  3. beulde af
  4. beulden af
  5. beulden af
  6. beulden af
v.t.t.
  1. heb afgebeuld
  2. hebt afgebeuld
  3. heeft afgebeuld
  4. hebben afgebeuld
  5. hebben afgebeuld
  6. hebben afgebeuld
v.v.t.
  1. had afgebeuld
  2. had afgebeuld
  3. had afgebeuld
  4. hadden afgebeuld
  5. hadden afgebeuld
  6. hadden afgebeuld
o.t.t.t.
  1. zal afbeulen
  2. zult afbeulen
  3. zal afbeulen
  4. zullen afbeulen
  5. zullen afbeulen
  6. zullen afbeulen
o.v.t.t.
  1. zou afbeulen
  2. zou afbeulen
  3. zou afbeulen
  4. zouden afbeulen
  5. zouden afbeulen
  6. zouden afbeulen
diversen
  1. beul af!
  2. beult af!
  3. afgebeuld
  4. afbeulende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afbeulen [znw.] sustantivo

  1. afbeulen
    slit; släpgöra; slavgöra; rutinarbete

Translation Matrix for afbeulen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rutinarbete afbeulen
slavgöra afbeulen hondebaantje; hondenbaan; hondewerk; koeliewerk; lijfeigenenwerk; slavenarbeid; slavenwerk; tobben
slit afbeulen geploeter; gezwoeg; koeliewerk
släpgöra afbeulen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
arbeta hårt aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
arbeta som en slav afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
jobba ihjäl sig aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
jobba natt och dag aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
slava afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slita och släpa afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
träla afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen

Traducciones automáticas externas: