Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afbladderen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afbladderen de neerlandés a sueco

afbladderen:

afbladderen [znw.] sustantivo

  1. afbladderen

afbladderen verbo (bladder af, bladdert af, bladderde af, bladderden af, afgebladderd)

  1. afbladderen
    ta av i flagor; lossna i flagor
    • ta av i flagor verbo (tar av i flagor, tog av i flagor, tagit av i flagor)
    • lossna i flagor verbo (lossnar i flagor, lossnade i flagor, lossnat i flagor)

Conjugaciones de afbladderen:

o.t.t.
  1. bladder af
  2. bladdert af
  3. bladdert af
  4. bladderen af
  5. bladderen af
  6. bladderen af
o.v.t.
  1. bladderde af
  2. bladderde af
  3. bladderde af
  4. bladderden af
  5. bladderden af
  6. bladderden af
v.t.t.
  1. heb afgebladderd
  2. hebt afgebladderd
  3. heeft afgebladderd
  4. hebben afgebladderd
  5. hebben afgebladderd
  6. hebben afgebladderd
v.v.t.
  1. had afgebladderd
  2. had afgebladderd
  3. had afgebladderd
  4. hadden afgebladderd
  5. hadden afgebladderd
  6. hadden afgebladderd
o.t.t.t.
  1. zal afbladderen
  2. zult afbladderen
  3. zal afbladderen
  4. zullen afbladderen
  5. zullen afbladderen
  6. zullen afbladderen
o.v.t.t.
  1. zou afbladderen
  2. zou afbladderen
  3. zou afbladderen
  4. zouden afbladderen
  5. zouden afbladderen
  6. zouden afbladderen
diversen
  1. bladder af!
  2. bladdert af!
  3. afgebladderd
  4. afbladderende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for afbladderen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
kommer loss afbladderen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
lossna i flagor afbladderen
ta av i flagor afbladderen