Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afgedragen:
  2. afdragen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afgedragen de neerlandés a sueco

afgedragen:

afgedragen adj.

  1. afgedragen (versleten; vervallen; afgeleefd; oud; afgetrapt)

Translation Matrix for afgedragen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
utsliten slijten; verslijten
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
sliten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd; uitgesleten
slitet afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen uitgeleefd; uitgesleten
utsliten afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen aan lager wal; afgesloofd; bekaf; doorgesleten; verlopen
utslitet afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen aan lager wal; bekaf; doorgesleten; verlopen

Wiktionary: afgedragen


Cross Translation:
FromToVia
afgedragen utsliten decrepit — weakened or worn out

afdragen:

afdragen verbo (draag af, draagt af, droeg af, droegen af, afgedragen)

  1. afdragen (overdragen aan)
    överföra
    • överföra verbo (överför, överförde, överfört)
  2. afdragen (verslijten; slijten; verteren)
    nötas ut; utslitas; utnötas
    • nötas ut verbo (nötar ut, nötade ut, nötat ut)
    • utslitas verbo (utslitar, utslitade, utslitat)
    • utnötas verbo (utnötar, utnötade, utnötat)

Conjugaciones de afdragen:

o.t.t.
  1. draag af
  2. draagt af
  3. draagt af
  4. dragen af
  5. dragen af
  6. dragen af
o.v.t.
  1. droeg af
  2. droeg af
  3. droeg af
  4. droegen af
  5. droegen af
  6. droegen af
v.t.t.
  1. heb afgedragen
  2. hebt afgedragen
  3. heeft afgedragen
  4. hebben afgedragen
  5. hebben afgedragen
  6. hebben afgedragen
v.v.t.
  1. had afgedragen
  2. had afgedragen
  3. had afgedragen
  4. hadden afgedragen
  5. hadden afgedragen
  6. hadden afgedragen
o.t.t.t.
  1. zal afdragen
  2. zult afdragen
  3. zal afdragen
  4. zullen afdragen
  5. zullen afdragen
  6. zullen afdragen
o.v.t.t.
  1. zou afdragen
  2. zou afdragen
  3. zou afdragen
  4. zouden afdragen
  5. zouden afdragen
  6. zouden afdragen
diversen
  1. draag af!
  2. draagt af!
  3. afgedragen
  4. afdragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afdragen [znw.] sustantivo

  1. afdragen (kleding afdragen)

Translation Matrix for afdragen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
slita ut kläder afdragen; kleding afdragen
överföra overdrachten
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
nötas ut afdragen; slijten; verslijten; verteren
utnötas afdragen; slijten; verslijten; verteren
utslitas afdragen; slijten; verslijten; verteren
överföra afdragen; overdragen aan doorverbinden; overbrengen; overzenden; overzetten; transplanteren; transponeren; uploaden

Antónimos de "afdragen":


Definiciones relacionadas de "afdragen":

  1. iets wat je zelf gekregen hebt aan anderen geven1
    • Jan moest de winst afdragen aan het bestuur1
  2. kleren dragen tot ze versleten zijn1
    • hij heeft deze jas helemaal afgedragen1