Neerlandés

Traducciones detalladas de afvaart de neerlandés a sueco

afvaart:

afvaart [de ~] sustantivo

  1. de afvaart (afvaren; uitvaren)

Translation Matrix for afvaart:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
läggning ut afvaart; afvaren; uitvaren
löpning ut afvaart; afvaren; uitvaren
sjösättning afvaart; afvaren; uitvaren

Wiktionary: afvaart


Cross Translation:
FromToVia
afvaart åkningen utför; nedfärd Abfahrt — die Fahrt nach unten, die Fahrt herab oder hinab
afvaart avresa; avfärd; uppbrott; avsegling; start départmoment précis de l'action de partir.

afvaren:

afvaren verbo (vaar af, vaart af, voer af, voeren af, afgevaren)

  1. afvaren (afsteken; wegvaren)
    avresa; segla bort
    • avresa verbo (avreser, avreste, avrest)
    • segla bort verbo (seglar bort, seglade bort, seglat bort)
  2. afvaren (uitvaren; van wal gaan)
    segla; hissa segel; avsegla
    • segla verbo (seglar, seglade, seglat)
    • hissa segel verbo (hissar segel, hissade segel, hissat segel)
    • avsegla verbo (avseglar, avseglade, avseglat)

Conjugaciones de afvaren:

o.t.t.
  1. vaar af
  2. vaart af
  3. vaart af
  4. varen af
  5. varen af
  6. varen af
o.v.t.
  1. voer af
  2. voer af
  3. voer af
  4. voeren af
  5. voeren af
  6. voeren af
v.t.t.
  1. ben afgevaren
  2. bent afgevaren
  3. is afgevaren
  4. zijn afgevaren
  5. zijn afgevaren
  6. zijn afgevaren
v.v.t.
  1. was afgevaren
  2. was afgevaren
  3. was afgevaren
  4. waren afgevaren
  5. waren afgevaren
  6. waren afgevaren
o.t.t.t.
  1. zal afvaren
  2. zult afvaren
  3. zal afvaren
  4. zullen afvaren
  5. zullen afvaren
  6. zullen afvaren
o.v.t.t.
  1. zou afvaren
  2. zou afvaren
  3. zou afvaren
  4. zouden afvaren
  5. zouden afvaren
  6. zouden afvaren
diversen
  1. vaar af!
  2. vaart af!
  3. afgevaren
  4. afvarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvaren [znw.] sustantivo

  1. afvaren (afvaart; uitvaren)

Translation Matrix for afvaren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
avresa afreis; vertrek
läggning ut afvaart; afvaren; uitvaren
löpning ut afvaart; afvaren; uitvaren
segla bort wegvaren
sjösättning afvaart; afvaren; uitvaren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avresa afsteken; afvaren; wegvaren afreizen; gaan; heengaan; opbreken; opstappen; verdwijnen; verlaten; vertrekken; weggaan; wegreizen; wegtrekken
avsegla afvaren; uitvaren; van wal gaan uitzeilen
hissa segel afvaren; uitvaren; van wal gaan bakzeil halen; uitzeilen
segla afvaren; uitvaren; van wal gaan bevaren; gaan varen; navigeren; varen; zeilen
segla bort afsteken; afvaren; wegvaren

Wiktionary: afvaren


Cross Translation:
FromToVia
afvaren lägga ut ablegen — von der Anlegestelle wieder wegfahren