Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. afvoelen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de afvoelen de neerlandés a sueco

afvoelen:

afvoelen verbo (voel af, voelt af, voelde af, voelden af, afgevoeld)

  1. afvoelen (aftasten)
    granska; ögna igenom
    • granska verbo (granskar, granskade, granskat)
    • ögna igenom verbo (ögnar igenom, ögnade igenom, ögnat igenom)

Conjugaciones de afvoelen:

o.t.t.
  1. voel af
  2. voelt af
  3. voelt af
  4. voelen af
  5. voelen af
  6. voelen af
o.v.t.
  1. voelde af
  2. voelde af
  3. voelde af
  4. voelden af
  5. voelden af
  6. voelden af
v.t.t.
  1. heb afgevoeld
  2. hebt afgevoeld
  3. heeft afgevoeld
  4. hebben afgevoeld
  5. hebben afgevoeld
  6. hebben afgevoeld
v.v.t.
  1. had afgevoeld
  2. had afgevoeld
  3. had afgevoeld
  4. hadden afgevoeld
  5. hadden afgevoeld
  6. hadden afgevoeld
o.t.t.t.
  1. zal afvoelen
  2. zult afvoelen
  3. zal afvoelen
  4. zullen afvoelen
  5. zullen afvoelen
  6. zullen afvoelen
o.v.t.t.
  1. zou afvoelen
  2. zou afvoelen
  3. zou afvoelen
  4. zouden afvoelen
  5. zouden afvoelen
  6. zouden afvoelen
diversen
  1. voel af!
  2. voelt af!
  3. afgevoeld
  4. afvoelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afvoelen [znw.] sustantivo

  1. afvoelen (aftasten; voelen; tasten)
    känsla

Translation Matrix for afvoelen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
känsla aftasten; afvoelen; tasten; voelen aanvoelen; emotie; feeling; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; gevoel; ontroering; sentiment; speurzin; vertedering
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
granska aftasten; afvoelen controleren; recenseren
ögna igenom aftasten; afvoelen doorbladeren
Not SpecifiedTraducciones relacionadasOther Translations
granska controleren