Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. bezeten:
  2. bezitten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de bezeten de neerlandés a sueco

bezeten:

bezeten adj.

  1. bezeten (fanatiek)

Translation Matrix for bezeten:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
fanatisk bezeten; fanatiek dweepziek; dweperig
fanatiskt bezeten; fanatiek bezetene; dweepziek; dweperig; fanatieke

Palabras relacionadas con "bezeten":


bezeten forma de bezitten:

bezitten verbo (bezit, bezat, bezaten, bezeten)

  1. bezitten (in eigendom hebben; hebben; beschikken over)
    ha; äga; besitta
    • ha verbo (har, hade, haft)
    • äga verbo (äger, ägde, ägt)
    • besitta verbo (besitter, besatt, besuttit)

Conjugaciones de bezitten:

o.t.t.
  1. bezit
  2. bezit
  3. bezit
  4. bezitten
  5. bezitten
  6. bezitten
o.v.t.
  1. bezat
  2. bezat
  3. bezat
  4. bezaten
  5. bezaten
  6. bezaten
v.t.t.
  1. heb bezeten
  2. hebt bezeten
  3. heeft bezeten
  4. hebben bezeten
  5. hebben bezeten
  6. hebben bezeten
v.v.t.
  1. had bezeten
  2. had bezeten
  3. had bezeten
  4. hadden bezeten
  5. hadden bezeten
  6. hadden bezeten
o.t.t.t.
  1. zal bezitten
  2. zult bezitten
  3. zal bezitten
  4. zullen bezitten
  5. zullen bezitten
  6. zullen bezitten
o.v.t.t.
  1. zou bezitten
  2. zou bezitten
  3. zou bezitten
  4. zouden bezitten
  5. zouden bezitten
  6. zouden bezitten
diversen
  1. bezit!
  2. bezit!
  3. bezeten
  4. bezittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bezitten:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
besitta beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben functie bekleden; vervullen
ha beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
äga beschikken over; bezitten; hebben; in eigendom hebben
- hebben

Palabras relacionadas con "bezitten":


Sinónimos de "bezitten":


Antónimos de "bezitten":


Definiciones relacionadas de "bezitten":

  1. dat het van iemand is1
    • wij bezitten een groot huis1

Wiktionary: bezitten


Cross Translation:
FromToVia
bezitten äga; ha besitzen — (umgangssprachlich) etwas als Eigentum haben, über das man verfügen kann
bezitten äga own — have rightful possession of
bezitten innehava; äga posséder — À trier