Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. coachen:
  2. coach:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de coachen de neerlandés a sueco

coachen:

coachen verbo

  1. coachen (trainen; oefenen; harden; bekwamen)
    träna; öva
    • träna verbo (tränar, tränade, tränat)
    • öva verbo (övar, övade, övat)

Translation Matrix for coachen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
träna bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen africhten; bijbrengen; dier africhten; doceren; dresseren; oefenen; onderrichten; onderwijzen; ontwikkelen; opleiden; scholen; trainen
öva bekwamen; coachen; harden; oefenen; trainen exerceren; herhalen; instuderen; leren; oefenen; ontwikkelen; opleiden; repeteren; scholen; trainen

Palabras relacionadas con "coachen":


Wiktionary: coachen


Cross Translation:
FromToVia
coachen träna; coacha coach — sports: train

coachen forma de coach:

coach [de ~ (m)] sustantivo

  1. de coach (oefenmeester)
    tränare; instruktör; coach; lagledare

Translation Matrix for coach:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
coach coach; oefenmeester
instruktör coach; oefenmeester docent; instructeur; leerkracht; leermeester; leraar; leraar op basisschool; meester; oefenmeester; onderwijzer; opleider; pedant; schoolmeester
lagledare coach; oefenmeester ploegleider
tränare coach; oefenmeester instructeur; instructeurs; leermeester; leermeesters; oefenmeester; opleider; trainer

Palabras relacionadas con "coach":


Wiktionary: coach


Cross Translation:
FromToVia
coach tränare; coach coach — trainer