Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. fraseren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de fraseren de neerlandés a sueco

fraseren:

fraseren verbo (fraseer, fraseert, fraseerde, fraseerden, gefraseerd)

  1. fraseren
    uttrycka; formulera
    • uttrycka verbo (uttrycker, uttryckte, uttryckt)
    • formulera verbo (formulerar, formulerade, formulerat)

Conjugaciones de fraseren:

o.t.t.
  1. fraseer
  2. fraseert
  3. fraseert
  4. fraseren
  5. fraseren
  6. fraseren
o.v.t.
  1. fraseerde
  2. fraseerde
  3. fraseerde
  4. fraseerden
  5. fraseerden
  6. fraseerden
v.t.t.
  1. heb gefraseerd
  2. hebt gefraseerd
  3. heeft gefraseerd
  4. hebben gefraseerd
  5. hebben gefraseerd
  6. hebben gefraseerd
v.v.t.
  1. had gefraseerd
  2. had gefraseerd
  3. had gefraseerd
  4. hadden gefraseerd
  5. hadden gefraseerd
  6. hadden gefraseerd
o.t.t.t.
  1. zal fraseren
  2. zult fraseren
  3. zal fraseren
  4. zullen fraseren
  5. zullen fraseren
  6. zullen fraseren
o.v.t.t.
  1. zou fraseren
  2. zou fraseren
  3. zou fraseren
  4. zouden fraseren
  5. zouden fraseren
  6. zouden fraseren
en verder
  1. is gefraseerd
  2. zijn gefraseerd
diversen
  1. fraseer!
  2. fraseert!
  3. gefraseerd
  4. fraserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for fraseren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
formulera opmaken; opstellen; redigeren
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
formulera fraseren formuleren; in een formule brengen
uttrycka fraseren formuleren; in een formule brengen; tot uitdrukking brengen; verbaliseren; verwoorden