Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. gil:
  2. gillen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de gil de neerlandés a sueco

gil:

gil [de ~ (m)] sustantivo

  1. de gil (schreeuw; roep; uitroep; kreet)
    skrik
    • skrik [-ett] sustantivo

Translation Matrix for gil:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skrik gil; kreet; roep; schreeuw; uitroep blunder; domheid; flater; giller; misgreep; rukwinden

Palabras relacionadas con "gil":


gillen:

gillen verbo (gil, gilt, gilde, gilden, gegild)

  1. gillen (schreeuwen; krijsen)
    skrika; gapa; vråla; rya; gasta
    • skrika verbo (skriker, skrek, skrikit)
    • gapa verbo (gapar, gapade, gapat)
    • vråla verbo (vrålar, vrålade, vrålat)
    • rya verbo (ryar, ryade, ryat)
    • gasta verbo (gastar, gastade, gastat)
  2. gillen (janken; brullen)
    gnälla; kvida; jämra
    • gnälla verbo (gnäller, gnällde, gnällt)
    • kvida verbo (kvider, kvidde, kvidt)
    • jämra verbo (jämrar, jämrade, jämrat)

Conjugaciones de gillen:

o.t.t.
  1. gil
  2. gilt
  3. gilt
  4. gillen
  5. gillen
  6. gillen
o.v.t.
  1. gilde
  2. gilde
  3. gilde
  4. gilden
  5. gilden
  6. gilden
v.t.t.
  1. heb gegild
  2. hebt gegild
  3. heeft gegild
  4. hebben gegild
  5. hebben gegild
  6. hebben gegild
v.v.t.
  1. had gegild
  2. had gegild
  3. had gegild
  4. hadden gegild
  5. hadden gegild
  6. hadden gegild
o.t.t.t.
  1. zal gillen
  2. zult gillen
  3. zal gillen
  4. zullen gillen
  5. zullen gillen
  6. zullen gillen
o.v.t.t.
  1. zou gillen
  2. zou gillen
  3. zou gillen
  4. zouden gillen
  5. zouden gillen
  6. zouden gillen
diversen
  1. gil!
  2. gilt!
  3. gegild
  4. gillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gillen [de ~] sustantivo, plural

  1. de gillen (schreeuwen; roepen; kreten)
    skrika

Translation Matrix for gillen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skrika gillen; kreten; roepen; schreeuwen joelen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
gapa gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; brullen; bulderen; schreeuwen; staarogen
gasta gillen; krijsen; schreeuwen
gnälla brullen; gillen; janken brommen; emmeren; kankeren; kermen; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; temen; zemelen; zich beklagen
jämra brullen; gillen; janken rouwklagen
kvida brullen; gillen; janken temen; zemelen
rya gillen; krijsen; schreeuwen
skrika gillen; krijsen; schreeuwen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; het uitgillen; huilen; janken; joelen; keffen; krijsen; praaien; razen; roepen; schreeuwen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgieren; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
vråla gillen; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; fulmineren; het uitgillen; joelen; luidkeels iets verkondigen; razen; schetteren; schreeuwen; tekeergaan; tetteren; tieren; uitgalmen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen

Palabras relacionadas con "gillen":


Wiktionary: gillen


Cross Translation:
FromToVia
gillen skrika; skälla cry — intransitive: to shout, scream, yell