Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. grootspreken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de grootspreken de neerlandés a sueco

grootspreken:

grootspreken verbo (spreek groot, spreekt groot, sprak groot, spraken groot, grootgesproken)

  1. grootspreken (snoeven; opscheppen; opsnijden)
    överdriva; skryta; skrävla
    • överdriva verbo (överdrivar, överdrivade, överdrivat)
    • skryta verbo (skryter, skröt, sktutit)
    • skrävla verbo (skrävlar, skrävlade, skrävlat)
  2. grootspreken (opscheppen)
    skryta; skrävla
    • skryta verbo (skryter, skröt, sktutit)
    • skrävla verbo (skrävlar, skrävlade, skrävlat)

Conjugaciones de grootspreken:

o.t.t.
  1. spreek groot
  2. spreekt groot
  3. spreekt groot
  4. spreken groot
  5. spreken groot
  6. spreken groot
o.v.t.
  1. sprak groot
  2. sprak groot
  3. sprak groot
  4. spraken groot
  5. spraken groot
  6. spraken groot
v.t.t.
  1. heb grootgesproken
  2. hebt grootgesproken
  3. heeft grootgesproken
  4. hebben grootgesproken
  5. hebben grootgesproken
  6. hebben grootgesproken
v.v.t.
  1. had grootgesproken
  2. had grootgesproken
  3. had grootgesproken
  4. hadden grootgesproken
  5. hadden grootgesproken
  6. hadden grootgesproken
o.t.t.t.
  1. zal grootspreken
  2. zult grootspreken
  3. zal grootspreken
  4. zullen grootspreken
  5. zullen grootspreken
  6. zullen grootspreken
o.v.t.t.
  1. zou grootspreken
  2. zou grootspreken
  3. zou grootspreken
  4. zouden grootspreken
  5. zouden grootspreken
  6. zouden grootspreken
diversen
  1. spreek groot!
  2. spreekt groot!
  3. grootgesproken
  4. grootsprekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for grootspreken:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
skryta grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bluffen; bogen; brallen; zich kunnen beroemen op
skrävla grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven bogen; brallen; zich kunnen beroemen op
överdriva grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven aandikken; breed uitmeten; iets overdreven voorstellen; opblazen; opkloppen; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; uitweiden