Neerlandés

Traducciones detalladas de kloppend de neerlandés a sueco

kloppend:

kloppend adj.

  1. kloppend (waar; juist; precies; uitgerekend)

Translation Matrix for kloppend:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
riktighet correctheid; gelijk; nauwlettendheid
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
riktighet juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar

kloppen:

kloppen verbo (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)

  1. kloppen (congruent zijn; overeenstemmen)
    överensstämma; motsvara
    • överensstämma verbo (överensstämmer, överensstämmde, överensstämmt)
    • motsvara verbo (motsvarar, motsvarade, motsvarat)
  2. kloppen (aantikken; tikken; aankloppen)
    knacka
    • knacka verbo (knackar, knackade, knackat)
  3. kloppen (correct zijn)
    vara korrekt; stämma; komma överens; vara riktigt
    • vara korrekt verbo (är korrekt, var korrekt, varit korrekt)
    • stämma verbo (stämmer, stämde, stämt)
    • komma överens verbo (kommer överens, komm överens, kommit överens)
    • vara riktigt verbo (är riktigt, var riktigt, varit riktigt)
  4. kloppen (juist zijn; overeenstemmen)
    vara säker
    • vara säker verbo (är säker, var säker, varit säker)
  5. kloppen (lillen; trillen)
    bulta
    • bulta verbo (bultar, bultade, bultat)

Conjugaciones de kloppen:

o.t.t.
  1. klop
  2. klopt
  3. klopt
  4. kloppen
  5. kloppen
  6. kloppen
o.v.t.
  1. klopte
  2. klopte
  3. klopte
  4. klopten
  5. klopten
  6. klopten
v.t.t.
  1. heb geklopt
  2. hebt geklopt
  3. heeft geklopt
  4. hebben geklopt
  5. hebben geklopt
  6. hebben geklopt
v.v.t.
  1. had geklopt
  2. had geklopt
  3. had geklopt
  4. hadden geklopt
  5. hadden geklopt
  6. hadden geklopt
o.t.t.t.
  1. zal kloppen
  2. zult kloppen
  3. zal kloppen
  4. zullen kloppen
  5. zullen kloppen
  6. zullen kloppen
o.v.t.t.
  1. zou kloppen
  2. zou kloppen
  3. zou kloppen
  4. zouden kloppen
  5. zouden kloppen
  6. zouden kloppen
en verder
  1. ben geklopt
  2. bent geklopt
  3. is geklopt
  4. zijn geklopt
  5. zijn geklopt
  6. zijn geklopt
diversen
  1. klop!
  2. klopt!
  3. geklopt
  4. kloppend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kloppen [het ~] sustantivo

  1. het kloppen
    knackande

Translation Matrix for kloppen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
knackande kloppen aantikken
stämma stem
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
bulta kloppen; lillen; trillen beuken; fijnwrijven; hameren; hengsten; kloppen met een hamer; rammen; stompen
knacka aankloppen; aantikken; kloppen; tikken tikken; tikken op
komma överens correct zijn; kloppen overweg kunnen; ruzie bijleggen; schikken
motsvara congruent zijn; kloppen; overeenstemmen opwegen
stämma correct zijn; kloppen dagvaarden
vara korrekt correct zijn; kloppen
vara riktigt correct zijn; kloppen
vara säker juist zijn; kloppen; overeenstemmen
överensstämma congruent zijn; kloppen; overeenstemmen overeenkomst vertonen
- winnen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
motsvara daaraan beantwoordend
vara säker waarachtig

Palabras relacionadas con "kloppen":


Sinónimos de "kloppen":


Antónimos de "kloppen":


Definiciones relacionadas de "kloppen":

  1. een bonzend of tikkend geluid maken1
    • er klopt iemand op de deur1
  2. juist zijn1
    • de rekening klopt1
  3. de beste zijn, de meeste punten halen1
    • in de laatste wedstrijd werden we geklopt1

Wiktionary: kloppen


Cross Translation:
FromToVia
kloppen slå beat — to hit, to knock, to pound, to strike
kloppen slå beat — to strike or pound repeatedly
kloppen knackning knock — abrupt rapping sound
kloppen knacka knock — to rap one's knuckles against something
kloppen gå i hop; gå ihop; vara begriplig; låta vettig; kännas vettig; vara vettig make sense — be coherent
kloppen bulta; dunka throb — To pound or beat rapidly or violently
kloppen bulta; knacka; klappa klopfen — Periodische Bewegung, die ein rhythmisches Geräusch entfaltet.
kloppen vara begriplig; gå ihop avoir du sens — être cohérent
kloppen banka; drabba; slå battrefrapper de coups répétés.
kloppen knacka; banka; drabba; slå heurterentrer brusquement en contact.