Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. kras:
  2. krassen:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de kras de neerlandés a sueco

kras:

kras [de ~] sustantivo

  1. de kras (pennekras; haal)
    streck; penndrag
  2. de kras (schram; krab; krabwond)
    rispa; skrapa

Translation Matrix for kras:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
penndrag haal; kras; pennekras haal met de pen; pennenstreek
rispa krab; krabwond; kras; schram
skrapa krab; krabwond; kras; schram berisping; hark; reprimande; standje; terechtwijzing
streck haal; kras; pennekras haal met de pen; lijn; linie; pennenstreek; streep
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
skrapa afschrappen; harken; krabbelen

Palabras relacionadas con "kras":


Wiktionary: kras


Cross Translation:
FromToVia
kras verksam; livlig; ivrig; aktiv actif — Qui agir ou qui a la vertu d’agir.
kras amper; egg; gräll; gäll; skarp; livaktig; livlig vif — Qui est en vie.
kras vaksam; påpasslig vigilant — Qui veille avec attention.

kras forma de krassen:

krassen verbo (kras, krast, kraste, krasten, gekrast)

  1. krassen (zich krabben)
    riva
    • riva verbo (river, rev, rivit)

Conjugaciones de krassen:

o.t.t.
  1. kras
  2. krast
  3. krast
  4. krassen
  5. krassen
  6. krassen
o.v.t.
  1. kraste
  2. kraste
  3. kraste
  4. krasten
  5. krasten
  6. krasten
v.t.t.
  1. heb gekrast
  2. hebt gekrast
  3. heeft gekrast
  4. hebben gekrast
  5. hebben gekrast
  6. hebben gekrast
v.v.t.
  1. had gekrast
  2. had gekrast
  3. had gekrast
  4. hadden gekrast
  5. hadden gekrast
  6. hadden gekrast
o.t.t.t.
  1. zal krassen
  2. zult krassen
  3. zal krassen
  4. zullen krassen
  5. zullen krassen
  6. zullen krassen
o.v.t.t.
  1. zou krassen
  2. zou krassen
  3. zou krassen
  4. zouden krassen
  5. zouden krassen
  6. zouden krassen
en verder
  1. ben gekrast
  2. bent gekrast
  3. is gekrast
  4. zijn gekrast
  5. zijn gekrast
  6. zijn gekrast
diversen
  1. kras!
  2. krast!
  3. gekrast
  4. krassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

krassen [het ~] sustantivo

  1. het krassen (gekras)
    rivande

Translation Matrix for krassen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
riva scheur; torn
rivande gekras; krassen geknars; geknerp; gekrab; inscheuren; verscheuring
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
riva krassen; zich krabben aanharken; bekrassen; ergens uitscheuren; inscheuren; knarsen; raspen; schaven; scheuren; schuren

Palabras relacionadas con "krassen":


Wiktionary: krassen


Cross Translation:
FromToVia
krassen klösa scratch — To rub a surface with a sharp object
krassen kraxa croasserpousser le cri particulier à son espèce, parler d’un corbeau.
krassen klå; klösa; krafsa; riva gratterracler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.