Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. overhaast:
  2. overhaasten:


Neerlandés

Traducciones detalladas de overhaast de neerlandés a sueco

overhaast:


overhaasten:

overhaasten verbo (overhaast, overhaastte, overhaastten, overhaast)

  1. overhaasten (zich spoeden; haasten; jagen; )
    rusa; skynda; ila; hasta
    • rusa verbo (rusar, rusade, rusat)
    • skynda verbo (skyndar, skyndade, skyndat)
    • ila verbo (ilar, ilade, ilat)
    • hasta verbo (hastar, hastade, hastat)

Conjugaciones de overhaasten:

o.t.t.
  1. overhaast
  2. overhaast
  3. overhaast
  4. overhaasten
  5. overhaasten
  6. overhaasten
o.v.t.
  1. overhaastte
  2. overhaastte
  3. overhaastte
  4. overhaastten
  5. overhaastten
  6. overhaastten
v.t.t.
  1. ben overhaast
  2. bent overhaast
  3. is overhaast
  4. zijn overhaast
  5. zijn overhaast
  6. zijn overhaast
v.v.t.
  1. was overhaast
  2. was overhaast
  3. was overhaast
  4. waren overhaast
  5. waren overhaast
  6. waren overhaast
o.t.t.t.
  1. zal overhaasten
  2. zult overhaasten
  3. zal overhaasten
  4. zullen overhaasten
  5. zullen overhaasten
  6. zullen overhaasten
o.v.t.t.
  1. zou overhaasten
  2. zou overhaasten
  3. zou overhaasten
  4. zouden overhaasten
  5. zouden overhaasten
  6. zouden overhaasten
diversen
  1. overhaast!
  2. overhaast!
  3. overhaast
  4. overhaastend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overhaasten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
rusa scheutje
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hasta aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; jachten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten
ila aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; rennen; reppen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
rusa aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; vliegen; zich haasten; zich spoeden
skynda aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; spoeden; voortmaken; zich spoeden opjagen; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken